Het leven van een jonge vrouw werd verwoest door een ernstige dwangstoornis. Ze lag de hele dag in bed en kwam er alleen uit voor eten, boodschappen bestellen, naar het toilet gaan en zich wassen. ‘Je doet dus best nog veel’, had haar behandelaar gezegd in een – naar ik aanneem – wanhopige poging nog iets positiefs te verzinnen. Want behandelaars proberen de moed erin te houden. Dat is de kracht van de psychiatrie, maar ook haar zwakte.
We zijn niet goed in erkennen dat er grenzen zijn aan wat behandeling vermag. Net als iedereen hebben ook wij het gevoel dat het zou moeten kunnen. Het is immers psychisch, toch niet zo hard als een lichamelijke aandoening? Maar dat is niet waar. Er is wel degelijk een lichamelijk orgaan bij betrokken, namelijk de hersenen, en ook daar zijn er grenzen aan de veranderbaarheid. Kijk maar naar je eigen persoonlijkheid. Je kunt er eindeloos aan schaven, maar als je op een reünie komt, dan roepen mensen: ‘Geen spat veranderd.’

Door bovenstaande nemen we psychische aandoeningen vaak niet serieus genoeg. Ze zijn vaak erger en komen ook veel meer voor dan we willen weten. Het goede nieuws is dat de schande die er rust op het hebben van psychische problemen aan het verminderen is. Het slechte nieuws is dat nu zoveel mensen hulp durven zoeken dat de ggz het niet aankan. Marktwerking zorgt er ook nog eens voor dat juist mensen met de ergste problematiek moeilijker hulp krijgen.
De werkgeversorganisatie heeft nu laten weten dat het probleem van de wachtlijsten onoplosbaar is. Er móét een fundamenteel debat over komen. Meer geld is niet de oplossing, want er zijn niet genoeg behandelaars. Vermindering van de bureaucratie en versnellen van de uitstroom lukt niet. Dan rest alleen nog beperken van de instroom.

Als dat inderdaad onontkoombaar is, dan is dat beroerd, maar het is niet anders. Dan moeten we er maar het beste van maken. Maar ik heb enorm bezwaar tegen het nare ervan weg te poetsen door te stellen dat mensen veel te gemakkelijk hulp zoeken.

Psychische aandoeningen worden nu eindelijk meer serieus genomen. Dat dat ertoe leidt dat de vraag het aanbod overtreft, vraagt pijnlijke ingrepen. Laten we dat niet nog pijnlijker maken door te stellen dat we het lijden zijn verleerd. Dat horen patiënten al zolang. Helaas moeten ze het nu ook horen van een hoogleraar psychiatrie. Damiaan Denys laat zich regelmatig over dit thema horen. Volgens hem medicaliseren we de normale moeilijkheden van het leven.
Daarom rent iedereen nu naar de ggz, waardoor mensen met echte problemen in de knel komen. Als je mensen een schuldgevoel wil geven, dan moet je het zo zeggen. Ook veel mensen van wie ook Denys zou vinden dat ze echt iets hebben, voelen zich aangesproken. Maar los daarvan begrijp ik niet waarop hij het baseert. Heel anders dan hoogleraar Jim van Os, die wel onderbouwt waarom hij het oneens is met Denys.

Vroeger stierf één op de tien vrouwen in het kraambed en de helft van de kinderen voor het vijfde jaar. Dat hoorde bij het leven, maar geen mens zal beweren, dat we het lijden verleerd zijn doordat we dit hebben uitgebannen. De ggz kan ongeveer 5-6 procent van de bevolking bedienen. Helaas heeft een veelvoud daarvan psychische problematiek. De schattingen lopen uiteen van 15-25 procent in een jaar. Dat is veel, maar als je alle lichamelijke aandoeningen bij elkaar telt, kom je ook wel op zo’n percentage.
Ons psychisch functioneren is extreem complex en kan op vele manieren verstoord worden, door erfelijke en biologische en psychologische omgevingsfactoren. Dat we dat nu meer erkennen is mooi. Dat we niet in staat zijn iedereen te helpen is jammer. Wie het lijden verleerd is, weet ik niet. Mijn patiënten in elk geval niet en dat geldt ook voor heel veel anderen.

voetnoot

1. Zie Het tekort van het teveel.’

gepubliceerd op Medisch contact op 09 november 2021

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.