Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud
Laatst drong opeens tot me door waarom we de bureaucratie zo moeilijk kunnen oplossen. Ik had een cursus over de nieuwe Meldcode kindermishandeling gevolgd. Het ademde mij te veel de sfeer van ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. Laat er geen misverstand ontstaan: ik vind dat we kindermishandeling zoveel mogelijk moeten voorkomen. Maar wel in het besef, dat ‘Jede Konsequenz zum Teufel führt.’ Ook melden kan schade aanrichten.
Als er te veel een meldcultuur ontstaat, kunnen ouders vermijden hulp te zoeken waar dat juist heel nodig is. Als gemeld is op basis van uitlatingen van het kind dan kan het de relatie met het kind onder druk zetten. En een onterechte melding is een hele nare ervaring voor ouders. Kortom: niet iets waar je licht over moet denken. Nu is kindermishandeling dat ook niet. Het aloude probleem. Je wilt niks missen (foutnegatief), maar ook geen vals alarm (foutpositief) slaan. Maar het altijd bij het rechte eind hebben kan niet. Je moet dus het juiste midden vinden. En nu komen we bij mijn teleurstellende inzicht: dat gaat ons niet lukken. Iemand die de cursus gaf zei: ‘Ik meld liever een keer te vaak dan een keer te weinig.’ Dat kan ik heel goed invoelen. Als je beslist niks te doen en later blijkt dat er toch sprake was van mishandeling dan voel je je veel schuldiger dan wanneer je wel meldt en het blijkt mee te vallen. Ook anderen beleven dat meestal zo. Als je een patiënt een overbodig onderzoek laat ondergaan en er komt niks uit dan neemt niemand je dat kwalijk. ‘Fijn dat u zo zorgvuldig bent en alles wilt uitsluiten.’ Bij een eventuele complicatie die optreedt tijdens dat onderzoek wordt niet snel de vraag gesteld of dat hele onderzoek wel nodig was. Maar als je van nader onderzoek afziet en er blijkt later toch iets te zijn dan kun je nog zulke goede argumenten hebben, het na-laten zal toch beleefd worden als na-latigheid. Daarom kunnen we roepen wat we willen tegen totalbodyscans en grote screeningsonderzoeken. Het helpt niet. Problemen ten gevolge van iets nalaten verdragen we veel moeilijker dan problemen doordat je alles wilt uitsluiten. Het onzekere voor het zekere nemen zal nooit populair worden. Better safe than sorry.
Je kunt wel degelijk ook schade berokkenen door te veel te doen, maar het voelt anders. Zelfs de vraag stellen of we daarmee veel mishandeling voorkomen voelt al haast als ongepast. Bij bureaucratie speelt hetzelfde. Er hoeft maar één keer iets fout te gaan en er komt een roep om meer regels.
Ik vroeg me af waarom ik dat onjuiste geloof in better safe than sorry zo moeilijk verdraag. Het ligt voor de hand een verband te zien met mijn bijzondere verhouding tot de dwangstoornis. Daar is immers evident dat het spelen op safe en op perfectie zijn doel ver voorbijschiet.
Ik ben de afgelopen jaren diverse malen benaderd door mensen die door hun dwangstoornis niet meer hun beroep in de zorg konden uitoefenen, omdat ze obsessief bang waren schade te berokkenen.
Ik heb zelf het geluk gehad dat ik wel kon blijven werken, zij het dat ik wel vaak last heb van een gevoel alsof de boel in brand staat. Daarom ben ik allergisch voor te enthousiast en kritiekloos geloven in controles en verplichtingen. Maar ja. Het is vechten tegen de bierkaai. Want hoe erg de bureaucratie ons ook de strot uitkomt, er komen nog steeds nieuwe regels bij. Echte verandering zal pas optreden als we doordrongen raken van wat een patiënt mij eens zei: ‘Voorkomen is beter dan genezen, maar als ik het goed begrijp dan is het bij mij juist de ziekte.’
‘Ja’ heb ik beaamd. ‘Elke ramp willen voorkomen is sowieso een ramp.’