Tegenover me zit een wanhopige jongeman, 23 jaar, op eigen verzoek door de huisarts verwezen naar de polikliniek gespecialiseerd in dwangstoornissen. Sinds een paar maanden wordt hij gekweld door voortdurende twijfel over zijn seksuele geaardheid. Hij weet nog precies waar en wanneer het begonnen is. Met een vriend was hij naar de film geweest en daarna hadden ze nog wat gedronken. Twee meisjes naast hen zaten te flirten, en toen ze daar niet op ingingen had een van de twee gezegd: ‘Of zijn jullie soms homo’s?’
Hij had er verder geen aandacht aan besteed, maar toen hij naar huis liep dacht hij opeens: ‘Zou ik een homo zijn?’ Sindsdien had de gedachte hem niet meer losgelaten.
Er was niks wat in die richting wees. Hij had diverse vriendinnen gehad en woonde nu sinds anderhalf jaar samen. Hij voelde zich niet seksueel aangetrokken tot mannen, nu niet en in het verleden ook niet. Maar hoe hij ook probeerde zichzelf voor te houden dat er geen reden was aan te nemen dat hij homo zou zijn, toch dook de gedachte steeds weer op. ‘Ben ik geen homo?’ Na lang aarzelen had hij er met zijn vriendin over gesproken. Zij wist niet goed wat ze ermee aan moest. ‘Je moet er maar achter zien te komen’, had ze gezegd. Dat het hun seksuele relatie weinig goed deed was logisch, maar het deed hem toch nog meer twijfelen. ‘Komt dat dan toch niet omdat ik homo ben?’
Ten einde raad was hij naar de huisarts gegaan. Die had hem geadviseerd om maar eens wat te experimenteren. Hij was daarna een keer naar een homobar geweest, maar voelde er niks voor om in te gaan op de voorstellen die hem gedaan werden. Eerst luchtte dat hem op – ‘Zie je wel, ik ben toch geen homo’ – maar later begon hij weer te twijfelen. ‘Misschien hield ik het af omdat ik het juist wel aantrekkelijk vond.’
Hij bekeek een paar keer homo-erotische porno en hield nauwlettend in de gaten of hij er seksueel door opgewonden raakte. Wel een beetje, wat hem erg verontrustte. Een vriend, die hij in vertrouwen genomen had, stelde hem gerust: ‘Dat zegt niks. Dat heb ik ook.’ Ze hadden er toen wel om kunnen lachen, dat ze dus misschien wel allebei homo waren. Maar de volgende dag ging hij nog veel meer twijfelen. ‘Was hij verliefd op die vriend?’

Het was zijn vriendin die op internet iets vond over dwangmatig twijfelen aan je seksuele geaardheid. H-OCD heette het: homoseksuele OCD (obsessieve compulsieve stoornis).
‘Zou het kunnen dat ik dat heb?’ vroeg hij me aarzelend.
‘Ja’, antwoordde ik, ‘het is een klassiek verhaal van h-OCD.’
‘Weet u dat zeker?’ vroeg hij hoopvol.
‘Zeker genoeg’, was mijn reactie.

Het verhaal is inderdaad een schoolvoorbeeld van h-OCD. Dit wordt nogal eens aangezien voor de onzekerheid en twijfel die homoseksuele gevoelens (zeker in het begin) met zich mee kunnen brengen. Voor iemand die bekend is met het verschijnsel van obsessies is het daarvan echter goed te onderscheiden.
Bij obsessies is de twijfel zelf het probleem en niet datgene waarover je twijfelt. Bekende voorbeelden zijn eindeloos blijven twijfelen of de deur wel goed dicht is, of het gas wel uit is, of je niet bent besmet, terwijl daar geen aanleiding voor is. Dat kan zelfs zover gaan dat iemand nog twijfelt terwijl hij voelt dat de deur op slot zit. Kenmerkend voor obsessies is dat (compulsieve) geruststelling zoeken door te controleren, te wassen etc. maar even helpt en op lange termijn de obsessieve onzekerheid vergroot.
Bij h-OCD is eveneens sprake van voortdurende twijfel, maar niet van daadwerkelijke homoseksuele gevoelens die een dergelijke twijfel rechtvaardigen. Het probleem ligt niet in het onderwerp van het piekeren (de seksuele geaardheid) maar in de (obsessieve) mate van erover twijfelen. Het is dus ook niet op te lossen door de geaardheid te accepteren, want er is geen homoseksuele geaardheid. Er is alleen twijfel over de geaardheid.
Dit is typisch voor OCD, een onrust, die niet in verhouding staat tot de aanleiding.
Het is belangrijk op te merken dat h-OCD beslist niets te maken heeft met homofobie of discriminatie. Het komt ook voor dat homoseksuelen gekweld worden door een obsessieve onrust of ze niet hetero zijn. Ooit had ik een patiënte die, om verlost te zijn van haar kwellende onzekerheid, ‘besloot’ dat ze lesbisch was. Een week later was ze weer bij me. Toen met de onzekerheid of ze niet biseksueel was.

De dwangstoornis is vooral bekend in haar meest voorkomende vormen, zoals smetvrees of controledwang, maar zij kan zich ook op veel andere manieren presenteren. Vormen waarbij er niet zozeer sprake is van uiterlijk zichtbare dwanghandelingen worden vaak niet als dwangstoornis herkend. De h-OCD is hier één van.

En wat die jongen betreft: we zijn begonnen met een cognitieve gedragstherapeutische behandeling. In een later stadium kunnen we beoordelen of dat voldoende is of dat er ook medicatie nodig is. Geruststelling dat het een vorm van h-OCD betreft, is wel heel nuttig, maar zelden afdoende. Bij dwang is er sprake van hardnekkige onrust, die vaak uiterst kwellend is en tegen alle logica ingaat.
Het klopt dat je je eroverheen moet zetten, maar het klopt niet als gedacht wordt dat dat eenvoudig is. Om te leren omgaan met dit soort obsessieve intrusies is professionele hulp vaak noodzakelijk.

Zie voor meer informatie dwang.eu
De ten tonele gevoerde voorbeelden zijn verbeeldingen, gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen

Gepubliceerd op Medisch Contact op 16 februari 2015.
Categorieën: OCDBlogs

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.