Een hersenscan laat zien wat er in een hoofd zit. Dit laat zien wat er in een hoofd gebeurt. Een hoofd met OCD.
Ik ben een blog over dwang aan het schrijven. Ik maak een aantekening over iets wat ik erin wil hebben. Ik bedenk, dat ik dat gister ook gedaan heb. Waar is dat papiertje? Ik kan het niet vinden. Dat geeft me een heel akelig gevoel. Zonder dit wordt het een onaf blog. En als deze blog onaf is dan is daarmee al het schrijven over dwang onaf.
Het was vast heel leuk en belangrijk wat ik gister bedacht had. Wat had ik nou bedacht? Waar is dat papiertje trouwens? Stond daar niet nog iets op? Ik probeer het van me af te zetten, maar dat lukt niet. Het blijft knagen. Ik pas alle trucs toe, die ik in de loop van mijn leven geleerd heb, maar ik krijg het niet weg.
Ik probeer heel hard te herinneren wat ik gister dacht. Ondertussen word ik gestoord door mijn kinderen die naar bed gaan, welterusten willen zeggen en nog even terug komen. Dat haalt me elke keer uit mijn koortsachtige poging tot herinneren. Het kost me moeite niet heel geprikkeld uit te vallen. Als ik voor de vierde keer gestoord wordt, zeg ik nog nét niet onaardig: “Nu even mij met rust laten. Ik moet even nadenken.”
Mijn oudste dochter van 13 weet wel een beetje wat er aan de hand is. “Je moet er niet meer aan denken pappa!” roept ze enthousiast. “Je hebt gelijk”, zeg ik en ik probeer mezelf over te halen met argumenten.
Toegeven helpt niet.
Elke keer dat je het verdraagt, word je sterker.
Het voelt als essentieel maar het is niet belangrijk.
Ondertussen schiet door me heen: heb ik mijn pillen misschien vergeten? Voordat ik het kan controleren bedenk ik: wat dacht ik zonet bij het eten nog maar? Toen was er ook iets, wat ik vergeten was maar dat herinnerde ik me toen wel weer.
Nu moet ik uitkijken want ik ben nu helemaal gericht op overzicht en orde willen en dan komt er alleen maar meer bij. En ik kan er ook niet tegen als ik vergeet welke dingen ik vergeten ben.
“Ik ben ergens achter blijven haken”, zeg ik tegen mijn vrouw, “Ik moet even ontdwangen.” Ik loop naar een andere kamer, ga op de bank liggen, vingers in mijn oren en denken. Eerst een lijstje:
1. Wat bedacht ik gister?
2. Waar is dat papiertje?
3. Wat bedacht ik bij het eten?
4. Heb ik mijn pillen gehad?
Oké, dat zijn er vier. Eergister heb ik ook even op de bank gelegen om te ontdwangen, schiet door me heen. Toen waren het er drie. Welke drie nog maar? Shit, nu zijn het er vijf en de vijfde bestaat uit drie. Nu moet je echt stoppen en gaan wegstrepen anders raak je de draad helemaal kwijt. Even denken. Welke vijf waren het?
1. Heb ik mijn pillen gehad?
2. Wat bedacht ik?
3. Waar is dat briefje?
4. Welke drie dingen waren er eergister?
5. …? Er was nog eentje!
O nee, nou heb ik nog één! Nu zijn het er dus zes.
6. is ‘wat was de vijfde’
Gauw pen en papier pakken en opschrijven welke er allemaal zijn. Gelukkig herinner ik me de vijfde weer (wat dacht ik tijdens het eten) en daarmee is de zesde weg.
Pillen kan ik wegstrepen. Heb ik wel gehad. De drie van eergister? Even denken. Ik moest de auto nog op slot doen, nog bellen naar iemand en de derde was…. Loslaten. Daar was je gister al achter gekomen. Niet meer aan denken. Doorspoelen. Uitademen. Dat lukt. Dus deze kan weg.
‘Vandaag aan tafel’ streep ik ook in één moeite door want daar was ik toen ook al achter. Dat ruimt op. Nog maar twee. Nou hup, dan van gister ook maar, ook al ben ik daar dan niet achter gekomen. Wegblazen, hoofd schudden.
Nu alleen het papiertje nog. Waar is dat gebleven en stonden er niet nog meer dingen op? Misschien was het wel belangrijk. Ik weet wel zeker van niet, zeg ik tegen mezelf, want dat zet ik niet zomaar op een los papiertje. Maar als je een onbelangrijk papiertje zomaar kunt kwijtraken, dan kan dat ook met een belangrijk papiertje, zeurt het in mijn hoofd.
Ik ga terug naar de studeerkamer.
“Is het gelukt?”, vraagt mijn vrouw. “Nou, niet helemaal”, antwoord ik. “Weet jij waar dat papiertje gebleven is, wat hier gister lag?” Nee, dat weet ze niet.
Ik loop naar boven, naar mijn pleegzoon.
“Heb jij misschien een papiertje wat bij de computer lag gebruikt om iets op te schrijven?” Hij weet het niet. Misschien wel.
“Toe, denk even goed na. Waar heb je het dan gelaten?”
“Ik geloof dat ik het weet”, zegt hij. “In mijn tas. Ik had de naam van een leuke website opgeschreven.”
Mijn hart maakt een sprong van vreugde. Het papiertje is terecht.
“Oké, waar is je tas?” “Op school”. “Aaargh nee hè?! Waarom heb je die niet mee genomen?” “Vergeten.” Mijn maag draait me op. Gatver, hier blijf ik de hele avond mee zitten.
Ik ken iemand ken met de sleutel van de school. Zal ik die opbellen en zeggen dat mijn pleegzoontje per ongeluk een stuk in zijn tas heeft gedaan wat ik morgen per se nodig heb? Vroeger heb ik dat soort dingen wel gedaan, maar ik weet dat dat veel te ver gaat.
“Weet je nog of er iets op dat papiertje stond?” Nee, dat weet hij heel zeker.
“Echt waar?”
“Ja echt waar pappa.”
“Oké welterusten.”
Ik weer naar beneden. Weer achter de computer. Ik probeer te werken. Het lukt niet. Te akelig.
Ik leg de situatie uit aan mijn vrouw.
“Is het echt niet belangrijk?”
“Nee, echt niet.”
“Gewoon loslaten?”
“Ja, zeker doen.”
“Niet even bellen voor de sleutel hè?”
“Nee, echt niet doen.”
Oké.
Ik kan toch niet laten de bak voor oud papier naast mijn bureau leeg te halen, maar ik vind het papiertje niet.
Ik probeer het over een andere boeg te gooien. Dat dat papiertje weg is, is niet belangrijk. Als ik maar weet wat erop stond. Ik ga weer naar de andere kamer, vingers in de oren, mijn hersens pijnigen. Ik kom er niet uit.
Dan maar me overgeven en me niet langer te verzetten tegen het rotgevoel van onafheid, een gat in mijn bestaan, geen bodem. Gewoon ondergaan, dan gaat het op den duur over.
Ik ga terug naar de studeerkamer en ik zie iets onder de tafel liggen. Het papiertje!
Wat een opluchting. Wat erop staat, blijk ik al beschreven te hebben dus het briefje kan weg. Het hele voorval heeft 35 minuten geduurd…
Als ik ga zitten om verder te schrijven bedenk ik: Laatst had ik ook iets teruggevonden wat ik kwijt was. Wat was dat nog maar……