Jaren geleden behandelde ik een jongen van 14 jaar. Al sinds zijn 7de werd hij geplaagd door een dwangstoornis. Zodra hij iets leuk vond, kwam de gedachte bij hem op aan de mogelijkheid dat te kunnen verliezen.
Het plezier werd hierdoor direct volledig vergald. Hij dacht eindeloos na over hoe hij iets toch zeker kon stellen. Maar wat hij ook bedacht, er kwam altijd wel weer iets bij hem op, wat dat ondergroef. Want volledige zekerheid bestaat niet.
Als voorbeeld de keer dat hij bedacht dat het hem heel leuk leek straks zijn rijbewijs te halen. Onmiddellijk kwam de gedachte op dat dat misschien wel onmogelijk zou worden. Als hij 18 was, dan zou de overheid misschien net stoppen met het afgeven van rijbewijzen omdat er al zoveel auto’s op de weg waren. Meteen was het aantrekkelijke idee bedorven.
Maar hij bleef oplossingen zoeken. Hij wilde nu al onmiddellijk leren autorijden. Dan maar illegaal. En hij eiste van zijn ouders dat ze zodra hij 16 was met hem naar Amerika gingen om daar zijn rijbewijs te halen. En ze moesten de tickets nu al kopen, want je zou net zien dat tegen de tijd dat het zover was het niet meer mogelijk was tickets te kopen. Dus eigenlijk wilde hij nu al naar Amerika.
Nu had hij schatten van ouders en als het hiermee opgelost was, dan zouden ze het zeker hebben gedaan. Maar het was het zoveelste waarover hij obsessioneel ongerust was.
Zij wisten ook dat toegeven niet zou helpen, omdat er dan wel weer iets anders roet in het eten zou gooien.
Dus hielden ze, door mij gesteund, voet bij stuk in hun weigering hem toe te geven. Omdat het hem niet zou helpen. Dat was niet eenvoudig.
Hij haalde alles uit de kast.
Bidden en smeken, dreigen en beschuldigen, huilen en schelden.
‘Jullie geven niks om me.’
‘Als het voor jullie zelf is, geef je er wél geld voor uit.’
‘Zonder dit kan ik niet leven.’
‘Het maakt jullie niet uit hoe erg ik lijd.’
En nog veel en veel meer.
Het was een leuk jochie, maar in zijn wanhoop ging hij erg ver. Daar kan een dwangstoornis iemand toe brengen.
Het kernprobleem bij een dwangstoornis is enorme onrust en hunkeren naar een oplossing daarvoor. Hunkeren naar dat dingen in orde zijn, naar absolute zekerheid of naar absolute reinheid.
Het is onvoorstelbaar wat mensen met een dwangstoornis daarvoor soms wel niet opbrengen. Zeven uur bezig zijn om je op de juiste manier aan te kleden. Je handen stuk wassen om schoon te zijn. Slapen in het park om je woning maar goed te houden. Niet drinken om de kraan maar niet aan te raken. En veel van die dingen elke dag weer, jaar in jaar uit.
De dwang is soms zelfs sterker dan honger en dorst. Bij verslaafden heet die sterke behoefte aan een middel wel ‘craving’, hunkering. Dat alles in je maar een ding wil, namelijk het middel waaraan je verslaafd bent. Bij dwang gaat het dan niet om een middel of een leuke bezigheid (gokken, gamen) maar om dwanghandelingen, zoals controleren, schoonmaken, dingen steeds herhalen tot ze perfect zijn of ‘goed’ voelen.
Net als verslaving liegen ze soms, ‘onder invloed’ van hun dwang en doen ze hun dwanghandelingen stiekem. Net als bij verslaving helpt het maar even en komt dan opnieuw de onrust en de hunkering op. En net als bij verslaving gaat het vaak van kwaad tot erger.
Mensen met een dwangstoornis kunnen zoveel over hebben om hun dwanghandelingen maar te kunnen uitoefenen, dat het soms wel lijkt alsof ze erdoor in een soort roes komen, die het denken benevelt.
De vergelijking met verslaving kan ten onrechte de indruk wekken dat dwanghandelingen eigenlijk wel prettig zijn en dat je niet zonder wilt. Dwanghandelingen zijn meestal niet plezierig en veel meer dan een genotsmiddel een opgave waartoe je je gedwongen voelt.
Stoppen met een verslaving is vaak geen eenvoudige opgave en dat geldt ook voor stoppen met dwanghandelingen. Gelukkig is niet elke dwang even sterk. Maar het principe blijft hetzelfde. Je moet doorkrijgen dat de dwanghandelingen je uiteindelijk niet verder helpen.
Een jonge vrouw zocht voortdurend op internet naar geruststelling voor een bepaald probleem. Zij snapte niet goed wat daar niet goed aan was. Ik legde haar uit, dat het net zo was als met alcohol. Een keer drinken is niet erg, maar als je niets anders doet heb je een probleem. Dan wordt het genotsmiddel tot gif.
Dat verstandelijke inzicht moet tot een besef worden. Vanuit dat besef moet iemand de geest(drift) krijgen. De wilskracht om te stoppen met dwanghandelingen en de hunkering te weerstaan. Want linksom of rechtsom: stoppen met de dwanghandelingen is een station dat altijd gepasseerd moet worden op de reis naar herstel.
Zo eenvoudig als het klinkt, zo moeilijk is het soms die weg te vinden. Maar het kan wel!
De jongen waarmee ik deze blog opende, wist op een gegeven moment toch de knop om te zetten. Ik zag hem na langere tijd weer en vroeg of hij nog steeds oplossingen zocht tegen mogelijk verlies.
‘Nee’, was zijn antwoord, ‘over dat soort dingen maak ik me niet meer druk.’