‘Psychiater én ervaringsdeskundige: Ik vertel het mijn patiënten niet’, dat stond op de voorpagina van Medisch Contact nr. 45. Deze psychiater had zich eerder in Medisch Contact afgevraagd of en hoe hij zijn eigen ervaringen met een psychische aandoening zinvol zou kunnen inzetten. Hij had collega’s in dezelfde positie opgeroepen te reageren. Nu kwam hij met zijn conclusie, namelijk dat je niet open moet zijn over het feit dat je zelf ervaring hebt met een psychische aandoening.
Laat ik vooropstellen dat ik beslist geen kritiek heb op zijn beslissing. Ieder is vrij in z’n keuze al dan niet open te zijn over iets zo persoonlijks en kwetsbaars. Er zijn veel redenen waarom het in dit specifieke geval beter kan zijn om terughoudend te zijn. Het argument dat deze psychiater het meest had getroffen, was dat het niet nodig is expliciet te vertellen over je eigen ervaring. Het kan ook blijken uit je houding. Ik ben het daar helemaal mee eens. Het moet vooral blijken uit wát je zegt en niet dát je het zegt.
Maar ik wil wel een paar kanttekeningen plaatsen. Allereerst over het woord ervaringsdeskundige. Er staat: ‘Mijn patiënten willen een dokter en geen ervaringsdeskundige’. Maar daarmee worden ervaringsdeskundigen tekortgedaan. Een ervaringsdeskundige is iemand die een opleiding heeft gedaan om eigen ervaring op deskundige wijze in te zetten. Helaas wordt het woord tegenwoordig gebruikt als synoniem voor patiënt. Dat zijn toch twee verschillende dingen. Een aandoening meemaken als patiënt betekent zondermeer dat je die aandoening daardoor beter kent. Maar dat maakt je nog niet meteen tot een (ervarings)deskundige.
Een andere opmerking is dat open zijn over dat je zelf ook patiënt bent, niet onverenigbaar is met professional zijn. Het gaat er steeds om hoe persoonlijk je kunt zijn zonder uit je rol te vallen. Patiënten komen inderdaad bij je omdat je professional bent, maar dat kun je ook heel goed zijn terwijl je de problematiek ook van binnen kent. Het kan zelfs meerwaarde hebben.
In een appgroep voor mensen met OCD zei iemand. ‘Fijn dat deze groep er is. Het contact met lotgenoten heeft toch meer diepgang. Met hulpverleners blijft het vaak wat oppervlakkig.’
Er is nog een opmerking die ik wil maken. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen open zijn in het publieke domein en het directe patiëntencontact. Over mijn eigen dwangstoornis ben ik in het publieke domein open geweest en ik krijg dagelijks te horen dat mensen daar steun aan beleven. In het directe contact met patiënten ben ik nog steeds spaarzaam met mededelingen over mezelf. Nu is een gevolg van het open zijn in het publieke domein natuurlijk dat veel mensen die bij me komen, dat weten. Ik merk dat dat het makkelijker voor patiënten maakt me dingen toe te vertrouwen. En ook dat er in het contact een extra verbondenheid is. Maar in het contact zelf hoef ik helemaal niet veel over mezelf te zeggen. Integendeel, dat leidt alleen maar af.
Aan het eind van het artikel staat dat de NVvP graag in contact komt met deze psychiater om te spreken over hoe lotgenoten met elkaar in contact kunnen komen. Ik ben in ieder geval al samen met de Angst, Dwang en Fobie stichting (ADF stichting) bezig lotgenotencontacten voor mensen met dwang te bevorderen. In Groningen zijn we gestart met een open-inloop-OCD-café en ik heb meerdere appgroepen. Ook eentje voor hulpverleners met OCD. Je kunt me altijd benaderen.