Vanochtend reed ik bij het passeren van een wegafzetting naar de verkeersregelaar toe die het tegemoetkomende verkeer tegenhield. Ik zag hem op de rug. Even flitste de gedachte door me heen om vol op hem in te rijden. Ik zag hem al over de motorkap rollen.
Voor de goede orde. Ik ben geen gewelddadig mens. Ik heb niks tegen verkeersregelaars. Ik was niet gehaast of geïrriteerd. En er is niks gebeurd.
De meeste mensen hebben wel eens zulke gedachten. Gedachten over iemand voor de trein duwen, je hand in de draaiende cirkelzaag steken, mensen in het kruis grijpen, over de balustrade springen (1).
Het zijn onschuldige gedachten of beter gezegd: het is onschuldig zulke gedachten te hebben. Het zijn geen verborgen wensen of verlangens die door onze psychologische afweer heen breken. Het zijn geen impulsen, maar voorstellingen van impulsen. Ze zijn het best op te vatten als waarschuwingen voor dingen die je niet moet doen. We noemen het intrusies: indringende gedachten (2).
De meeste mensen laten dergelijke intrusies ongehinderd door zich heen flitsen, maar sommige mensen kunnen er erg onder lijden. We weten niet of dat komt doordat zij ze vaker of sterker hebben of doordat ze er verkrampter op reageren. We weten wel dat het er niet beter op wordt als je iets per se niet mag denken.
Denk de komende minuut per se niet aan roze olifanten. U zult zien, dat dat niet lukt. Bij sommige mensen worden de intrusies een obsessie. Ze kunnen het niet van zich afzetten. Ze gaan daardoor erg aan zichzelf twijfelen: Wat ben ik voor iemand dat ik dit denk of wil? Ze worden bang dat ze het echt gaan doen en gaan situaties vermijden, nemen allerlei voorzorgsmaatregelen of denken er eindeloos over na hoe ze het kunnen voorkomen of de voorstellingen kunnen kwijtraken – vaak uren per dag. Dit zijn (mentale) dwanghandelingen – compulsies.
Deze vorm van de dwangstoornis, de obsessieve compulsieve stoornis (OCS) kan bijzonder kwellend zijn. Dat geldt ook zeker voor een variant ervan: de obsessieve intrusie over je baby iets aandoen. Dit wordt wel perinatale, postnatale, postpartum of maternale OCS genoemd (3). Die laatste naam doet geen recht aan het feit dat het ook bij vaders kan voorkomen. Er is sprake van indringende voorstellingen over je kind uit het raam gooien, de keel doorsnijden of opzettelijk van de trap laten vallen.
Ik moet erkennen dat ik niet veel patiënten gezien heb met dit beeld. Dat komt ook, omdat mensen wel uitkijken hierover te praten en er hulp voor te zoeken. Ze begrijpen zelf niet wat er aan de hand is, schamen zich verschrikkelijk en zijn bang dat hun kind bij hen vandaan wordt gehaald. Dat laatste is niet denkbeeldig, omdat bij een andere psychische aandoening, de postpartumpsychose, heel soms een moeders helaas wel haar kind iets aandoet.
Als je te maken hebt met iemand met een obsessionele angst om iets vreselijks te doen, dan is het moeilijk als professionals niet mee te gaan in die twijfel, zeker bij dit soort intrusies. Toch is het van essentieel belang, dat je als behandelaar uitstraalt dat er niks gaat gebeuren.
Een OCS-expert die honderden vrouwen met perinatale OCS heeft gezien, vertelde dat hij nog nooit had meegemaakt, dat iemand werkelijk overging tot handelen. Datzelfde staat ook op de website van de Amerikaanse OCS-stichting. De behandeling van een perinatale OCS is dus heel anders dan van een postpartumpsychose. Waar bij een psychose toezicht houden op de moeder nodig is, werkt dit bij een perinatale OCS juist averechts.Het is dus belangrijk een goed onderscheid te maken. Daarvoor is echter eerst nodig dat mensen überhaupt op de hoogte zijn van het bestaan van deze vorm van de dwangstoornis. De Amerikaanse OCS-stichting geeft veel informatie. In Engeland is zelfs een aparte stichting, voor deze problematiek. Maar in Nederland is nog erg weinig. Hoog tijd dat er ook in Nederland meer bekendheid komt over deze aandoening. Deze blog is daartoe een aanzet.