Dit blog is ook te beluisteren op Spottify

Stel je voor. Je zit in de huiskamer en boven slapen kinderen en het brandalarm gaat af. Je had een kaars branden in hun slaapkamer en weet niet meer of je die wel uitgedaan hebt. Nu mag je echter niet naar boven rennen om direct te gaan kijken, maar moet je gewoon blijven zitten en verder gaan met waarmee je bezig was.
Dat lukt natuurlijk niet en de drang te gaan kijken wordt steeds sterker, maar je moet dat onder geen beding doen. Als je lang genoeg wacht dan raakt de batterij van het alarm vanzelf wel leeg en heb je daar geen last meer van.

Een onmogelijke opdracht natuurlijk, zelfs al zou ik erbij vertellen dat het alarm heel vaak ten onrechte afgaat. Toch is dit wel wat we van dwangpatiënten vragen. Niet omdat we zo wreed zijn, maar omdat we geen betere manier hebben. Bij dwang is sprake van een forse onrust, die je niet van je af kunt zetten. Dat noemen we de obsessie. Logisch dat je actie gaat ondernemen om de onrust te verminderen. Dat zijn de compulsies/dwanghandelingen. De narigheid is echter, dat die geruststelling bij dwang maar even werkt en dat het effect op lange termijn is, dat het alarm steeds makkelijker afgaat. Om je alarmsysteem weer te resetten moet je dus niet zoeken naar zekerheid of perfectie, maar je moet leren de onrust uit te staan. Dan neemt het op den duur wel af. Dat is althans de theorie. In de praktijk kan die duur lang duren. Een patiënte van me, die obsessief bang was anderen te besmetten vond de opdracht die ze kreeg om geen maatregelen te nemen om dat te voorkomen gewoon barbaars. ‘Over 20 jaar vragen we ons af hoe we mensen dat aan konden doen’, zei ze. ‘Ik ben met je eens’, zie ik, ‘maar ik kan het over twintig jaar nog wel verantwoorden. Toen er nog geen narcose bestond opereerden ze onverdoofd , als dat nodig was. Ze konden niks anders.’ Laat me er overigens wel bij zeggen, dat het opzien tegen de onrust verdragen vooraf vaak groter is dan wanneer je de stap durft wagen. Maar ik dwing nooit. Iemand moet zelf de geest krijgen. En ik weet uit eigen ervaring hoe moeilijk het is. Maar ik zie ook, dat het kan helpen aan de greep van de dwangstoornis te ontsnappen. Een man, die last gehad had van een obsessieve twijfel of hij geen vreemde dingen gezegd had vertelde me: ‘Stoppen met contrôleren was erg moeilijk, maar het contrôleren was nooit goed genoeg. Er kwam geen eind aan. De onrust is er nog steeds, maar ik ga er niet meer mee in gesprek. Ik weet zo langzaamaan wel wat hij te vertellen heeft.’

Zo’n omgang met je obsessie gun ik iedereen met een dwangstoornis. Liever nog, dat de onrust helemaal weg is, maar dat is helaas niet altijd mogelijk. Maar wat meestal wel kan is ervoor zorgen dat het niet zo’n enorme invloed meer heeft. Dat iemand geen waarde meer hecht aan wat hem obsessief onrust baart en dat hij ook niet langer probeert het te bestrijden door te ordenen, schoonmaken, contrôleren of perfect te maken. Dat is prachtig samengevat in: ‘Niet hechten en niet vechten.’ Het is, geloof ik, oorspronkelijk een advies over hoe je met auditieve hallucinaties (stemmen horen) moet omgaan. Maar het geldt ook helemaal voor hoe je met obsessieve onrust moet omgaan. Tot we iets beters hebben, want het blijft een hele opgave.

gepubliceerd op Medisch contact op 23 september 2019
Categorieën: OCDBlogs

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.