De Japanse Marie Kondo probeert ons te genezen van verslaving aan spullen. Heel inspirerend, maar riskant voor mij. Voor ik het weet heb ik een bibliotheek van boeken over ontspullen, doe ik verder alles weg en voer ik in huize Oosterhoff een waar ontspulschrikbewind. Dat neemt niet weg dat het voor mensen met een dwangstoornis een interessant thema is. Daarbij is immers vaak ook sprake van dwangmatig behouden en behoeden. Ook daarbij is van belang te kijken wat écht wezenlijk is en wat ten onrechte zo vóélt. Tot zover de theorie. Zo ingewikkeld is die niet: beperk je tot wat er werkelijk toe doet. Nu de praktijk.
Ik verzamel niet problematisch spullen (vind ik), maar ik realiseer wel dwangmatig mogelijkheden. Fear of missing out wordt dat wel genoemd.1 Elke optie beleef ik als een obligatie, een openliggende mogelijkheid, die ik niet onbenut kan/mag/wil laten. Tegen patiënten met eenzelfde probleem zeg ik: ‘Probeer te verdragen dat heel veel goede mogelijkheden wegstromen. Er komen meer dan genoeg nieuwe langs.’ Ik zeg er wel altijd eerlijk bij dat ik in theorie zo goed wéét hoe het moet, omdat ik het in de praktijk zo slecht kán. Op verstand ingaan tegen je gevoel. Dat valt niet mee. Zeker niet als het om dingen gaat die ook werkelijk heel belangrijk zijn. Een moeder die zich obsessief continu ontzettend zorgen maakte over haar zoon zei: ‘Hij is voor mij het allerbelangrijkste, dus geen enkele zorg is overdreven.’ Tja. Het is niet eenvoudig aan te geven wat daarin niet klopt. Maar toch kan zelfs zorg over een zoon over de top zijn. Als het je welbevinden en/of functioneren verstoort.
Terug naar het ontdoen. Met regelmaat neem ik me met klem voor op geen enkele nieuwe mogelijkheid in te gaan, totdat ik weer meer ruimte heb. Steevast komt er dan iets op mijn pad waar ik echt niet omheen kan. Een lumineuze inval, een buitenkansje (heel veel), een uitermate interessant boek of iemand met een dwangstoornis die heel graag een keer met me wil praten. ‘Ik weet niet of ik het verdraag weer niet begrepen te worden.’ Moet ik dan zeggen: ‘Nee, ik heb geen tijd.’ Als mijn kinderen geen eten zouden krijgen als ik het niet zou doen, zou ik dan ook nog zeggen dat ik het er niet bij kan hebben? Dwang respecteert geen grenzen. Daarom voelen mensen met een dwangstoornis zich ook vaak schuldig. Hun inspanning is nooit absoluut, het kan altijd beter.
Ik weet, met mijn hoofd, dat er altijd argumenten zullen zijn waarom het net deze ene keer toch beter is om wel op de mogelijkheid in te gaan. Maar ik weet dat niet met mijn hart.
Ik los het op met een compromis. Wel een gesprek, maar geen langerdurende behandeling. Als ik dat aan haar voorstel, stel ik dat wat bij. Wel een gesprek, maar niet op voorhand de toezegging van een behandeling.2
Ont-doen is dus niet te doen. Ont-spullen lijkt me makkelijker. Hoewel…
1 Moeite om niet op dingen in te gaan is beslist niet beperkt tot mensen met een dwangstoornis.
2 Dit is slechts een voorbeeld. Het is beslist niet de bedoeling dat mensen me nu niet meer durven benaderen met vragen over de dwangstoornis. Daarop ingaan doe ik graag en van harte.