Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud
Het is natuurlijk niet normaal dat ik me ’s nachts lig op te vreten over een tuchtzaak die er helemaal niet is. Ik haat het om toe te geven, maar mijn moeite met het tuchtrecht heeft beslist ook te maken met mijn dwangstoornis. Ik ben onrustig over de mógelijkheid van een veroordeling, die ik als onrechtvaardig zou ervaren.
Maar er is helemaal geen veroordeling, en al helemaal geen onterechte. Er is niet eens een tuchtzaak. Dus waar maak ik me druk om? Om lijden wat ik vrees en wat nooit op komt dagen. Is die mogelijkheid groot? Nee, niet eens, en als het gebeurt dan nog is het geen ramp. Dus daar moet je natuurlijk helemaal niet bij stilstaan. Ja, dat weet ik. Zoals de meeste mensen met een dwangstoornis verstandelijk wel weten dat ze zich druk maken over niks. Maar die kennis helpt niet om het los te laten. De kern van de dwangstoornis is onrust die je niet van je af kunt zetten. Vandaar het woord obsessie, van obsidere, wat beheersen, in bezit nemen betekent. Die onrust kan over van alles en nog wat gaan. Het kan een angstige kleur hebben door de gedachte aan dreigend onheil, maar het kan ook meer het karakter hebben van iets niet kunnen uitstaan. Dat kan gaan over alles wat niet in orde is, niet volledig, niet eerlijk, niet symmetrisch, niet kloppend, niet recht of niet in evenwicht. Dát gevoel van onrust laat zich soms moeilijk omschrijven. Als een kras op je ziel, een binnendringen in je territorium, besmeurd worden, verlies van identiteit, een gevoel van desintegratie. ‘Ho’, hoor ik u denken, ‘gaat dit nog steeds over de mogelijkheid van een onterechte veroordeling in een mogelijke tuchtzaak? Euh, ja. Soms gaat het over dingen die nog veel onnozeler zijn. Daarom heb ik ook een tuinschepje voor op mijn boek Vals alarm gezet. Er zijn weinig dingen onnozeler dan een tuinschepje, maar als ik hem kwijt ben dan voelt het ook alsof de wereld vergaat. ‘Doe even normaal’, zegt u, maar ik zou niks liever willen en dat geldt ook voor andere dwangpatiënten. Ik noem het wel fantoomonrust, naar analogie van fantoompijn. Fantoompijn is pijn aan een ledemaat, dat er niet meer is. Fantoomonrust is onrust over een dreiging of onvolkomenheid van niks.
‘Maar als je dat zo goed weet, dan kun je je er toch wel overheen zetten?’ Nou nee, helaas niet. Gevoel is veel sterker dan verstand. Weten met je hoofd is niet hetzelfde als weten met je hart. Dus als ik weer eens met het tuchtrecht als mogelijke bron van onrecht word geconfronteerd, dan kan ik dat slecht van me laten afglijden. In plaats daarvan zoek ik andere manieren om het te bezweren. Erover schrijven, erover piekeren, erover lezen. In feite zijn dat dwanghandelingen, compulsies, van compellere, wat dwingen betekent. Handelingen waartoe de obsessieve onrust me drijft. Het nadeel ervan is, dat ze hooguit kort de onrust wegnemen, maar op lange termijn versterken. Zo raak ik voor ik het weet helemaal gefixeerd op het tuchtrecht. Of op de marktwerking in de zorg. Of op de jeugdwet. Of op het onbegrip voor psychische aandoeningen. Of op de misverstanden over euthanasie. Of op de valkuilen van de leefstijlgeneeskunde. En ga zo maar door. Zijn mijn blogs dan louter dwanghandelingen? Zo erg is het niet, maar ik moet er wel voor oppassen. Een van mijn eerste dwanghandelingen was dat ik alles moest opschrijven. Alles wat ik innerlijk beleefde moest worden genoteerd en als het weer veranderde moest ook dat worden opgeschreven. Als ik iets was vergeten, terwijl ik nog wist dat ik er iets over moest opschrijven, dan kreeg ik dat vreselijke gevoel van desintegratie waar ik het net over had. Ik werd er helemaal gek van. Zo gek, dat ik uiteindelijk geen andere oplossing zag dan alle dagboeken te vernietigen. Dat was een moeilijke, maar noodzakelijke beslissing. Soms heb ik het gevoel dat het weer tijd is voor zo’n opruimactie. Ik vind internet geweldig, maar ik kan er niet mee omgaan. Veel te veel mogelijkheden, losse eindjes, dingen die niet in orde zijn. Ik ben er nog niet over uit hoe daarmee om te gaan. Het levert ook veel op. Ik sta nog steeds achter mijn vorige blog, dat het tuchtrecht aan herziening toe is. Maar het is beter als ik het hierbij laat en probeer de overmatige onrust over de mogelijkheid van een onterechte veroordeling – mijn tuchtvrees – te verdragen. Dit blog schrijven helpt daarbij. Hoop ik.