Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud
De postbode belt aan. Een aangetekende brief. ‘Ik heb een krabbel van u nodig.’ Terwijl ik teken zie ik dat het een brief is van het regionale tuchtcollege. ‘Shit’, denk ik, ‘aan het eind van mijn carrière, in het zicht van de haven nog een tuchtzaak’.
Snel maak ik de envelop open. Hoe groot is de schade? Ik scan de begeleidende brief en zie al snel dat het meevalt. De klacht is niet ontvankelijk verklaard. Nou kan dat altijd nog een staartje krijgen, maar het blijkt te gaan om iemand die ik 28 jaar geleden in behandeling had. Dus dat is allang verjaard. Nu ik gerustgesteld ben, wordt het tijd om eens beter te lezen wat de klacht tegen mij is. Dat wordt niet duidelijk. Het gaat om een klacht tegen mij en 32 (!) andere hulpverleners. De strekking is dat er gedurende het contact van vele jaren met diverse hulpverleners en keurende instanties tegenstrijdige dingen zijn gezegd. Omdat dat niet allemaal tegelijk waar kan zijn, moeten daar onjuistheden tussen zitten. De vraag aan het tuchtcollege is om uit te zoeken welke en door wie en dan daarover te oordelen. Er zitten 77 bijlagen bij het uitgebreide klaagschrift, die het tuchtcollege niet automatisch heeft meegestuurd. Om papier te besparen, aldus de begeleidende brief. Nadat de eerste schrik voorbij is, vind ik het ook wel weer tragisch. Zoveel moeite als er gedaan is om al die bijlagen te kopiëren, een overzicht te maken en het klaagschrift te schrijven. Er staat ook in dat ze bang zijn dat er weer niet geluisterd zal worden zoals ook in eerdere klachtprocedures.
Maar deze klacht bevestigt mij in mijn negatieve visie op het tuchtrecht. Daarin bevind ik mij in goed gezelschap. In het jaarverslag van de tuchtcolleges over 2016 schrijft Marcel Levi onder meer: ‘Het medisch tuchtrecht komt slechts zeer beperkt tegemoet aan haar ambitie om kwaliteitsrecht te zijn. De rol van de tuchtcolleges om zorgverleners te waarschuwen, te berispen of te schorsen is in veel gevallen weinig constructief en slechts zelden echt relevant.’
Als ik zulke vernietigende kritiek kreeg dan zou ik dat niet in een jaarverslag zetten en vervolgens vrolijk verdergaan.
Begrijp me goed. Het gaat me er niet om, dat ik artsen, die laakbaar gedrag vertonen de hand boven het hoofd wil houden. Maar ik vind dat er te makkelijk kan worden geklaagd. Er is geen enkele drempel. Een klacht tegen 33 hulpverleners vind ik geen klacht maar een klucht. Hetzelfde geldt voor de vrouw die tegen zeven hulpverleners tegelijk een klacht indiende en toen ze bij alle zeven in het ongelijk werd gesteld bij alle zeven in hoger beroep ging.
Verder vind ik uitspraken nogal eens niet stroken met mijn rechtsgevoel en irritant bevoogdend. Alleen al het woord tucht roept puberaal verzet in me op. Dat gevoel werd recentelijk nog verwoord in een praktijkperikel.
Ik schreef al vaker over het tuchtrecht. Ik ben ervan overtuigd dat mijn negatieve visie door het merendeel van mijn collega’s wordt gedeeld. In juni werd in dit blad al opgeroepen tot een taskforce tuchtrecht. Het wordt tijd dat de KNMG hiervoor het initiatief neemt. Het tuchtrecht is aan herziening toe. Ik kan het in elk geval zo niet meer serieus nemen.