Nederland geeft vergeleken met de rest van de wereld het meest uit aan de behandeling van de lichamelijke ziekte X. Hoera, wat zijn we toch een topland, wat is onze zorg geweldig.
Nederland geeft vergeleken met de rest van de wereld het meest uit aan ggz. Wat is er toch mis in ons land, wat is de ggz ondoelmatig, iedereen zoekt ook maar hulp.
Of Nederland echt het meeste uitgeeft aan ggz is overigens nog maar de vraag. De cijfers die worden vergeleken, gaan niet altijd over hetzelfde. In de discussie over Menzis presenteerde de NOS bijvoorbeeld cijfers waarin ook de zorg voor mensen met dementie en voor mensen met een verstandelijke beperking was meegenomen (zie dit artikel).
Maar zelfs al zouden we het meeste geld uitgeven aan ggz, dan nog vind ik dat niet per se verkeerd. Maar een en ander neemt niet weg dat de wachtlijsten van de ggz blijven groeien. In de Volkskrant van woensdag 29 augustus nodigt huisarts Peter Barnhoorn hulpverleners uit in gesprek te gaan over de oorzaken daarvan. In zijn artikel – dat een stuk genuanceerder is dan de kop ‘De drempel om te klagen is wel erg laag geworden’ doet vermoeden – doet hij alvast een voorzet: ‘We zoeken te snel hulp, we schamen ons niet meer en we richten ons niet meer tot de geestelijke verzorgers.’
Eerder hadden de psychiaters Esther van Fenema en Marijke Booij VWS opgeroepen hun verantwoordelijkheid te nemen nu uit onderzoek was gebleken, dat de wachtlijsten zijn gegroeid.
Barnhoorn zegt dat de oorzaak veel dieper ligt dan psychiaters denken. Ik vraag me af of het bedenken van de oorzaken zo diep nadenken vraagt.
Een wachtlijst ontstaat als er meer vraag is dan capaciteit. De vraag wordt beïnvloed door hoe veel een aandoening voorkomt (prevalentie), hoe hoog de drempel is om hulp te zoeken, hoe makkelijk hulp toegankelijk is en of de hulp bij de ggz wordt gezocht. De capaciteit wordt beïnvloed door de beschikbare financiën en de doelmatigheid van de inzet daarvan.
We kunnen van alles zeggen over bureaucratie, te veel mannen in dure pakken, te makkelijk klagen of aan gebrek aan doelmatigheid zoals het CPB al een tijd geleden stelde. Maar misschien ligt het wel aan de schepping. Er zijn gewoon veel mensen met een psychische aandoening. Die komen voor bij 30 tot 40 procent van de mensen, waarvan ruim 20 procent in het afgelopen jaar. De capaciteit van de ggz bedraagt 5 tot 6 procent. Mij lijkt de belangrijkste vraag: wat gaan we met dat gegeven doen?
Alles betalen kan niet, tenminste niet als we 2 miljard euro per jaar mislopen door de dividendbelasting af te schaffen. We zullen dus keuzes moeten maken. Barnhoorn noemt een geestelijk verzorger als alternatief. Dat kan bijdragen, maar een psychische aandoening is vaak niet geholpen met een spirituele oplossing. Misschien kan goede voorlichting en zelfhulp via e-communities een bijdrage leveren, zoals hoogleraar psychiatrie Jim van Os voorstelt. Persoonlijk zie ik het meest in de erkenning dat de ggz helaas niet alles kan behandelen, ook al is het wel degelijk een probleem. Dus moeten we selectief zijn. De kernvraag is dan hoe we dat moeten vormgeven en of dat kan binnen een gereguleerde markt. Eén ding weet ik wel: laten we psychische problematiek alsjeblieft niet wegzetten als te makkelijk geklaag. Dat wordt met psychische aandoeningen toch al zo makkelijk gedaan. We bieden toch ook niet alleen zorg bij de meest ernstige lichamelijke aandoeningen?