Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud
Onlangs publiceerde Medisch Contact een artikel waarin werd betoogd dat euthanasie bij jeugdigen met een psychische aandoening verboden zou moeten worden.
Alvorens op de inhoud in te gaan iets over de omvang. Het artikel stelt dat niet bekend is hoe vaak er sprake van is, maar dat vind ik te kort door de bocht. Exacte aantallen zijn niet direct te vinden, maar in het jaarverslag 2017 van de Regionale Toetsingscommissie staat dat dertien keer euthanasie verleend is vanwege een psychische aandoening bij iemand onder de 40 jaar. Eén mailtje aan hen volstaat om te weten te komen dat het om drie mensen gaat in 2017 onder de 25 jaar en om één in 2018. In de leeftijd van 12-17 jaar komt het helemaal niet voor. Het gaat dus om een zeer uitzonderlijk gebeuren. Inhoudelijk is de teneur van het artikel dat iemand met nog niet uitgerijpte hersenen zich geen goed oordeel kan vormen omtrent de uitzichtloosheid van zijn lijden. Dat roept de vraag op hoe de auteurs denken over andere ingrijpende beslissingen in deze levensfase. Een relatie aangaan, trouwen, kinderen krijgen, in dienst gaan bij het leger, een hypotheek nemen, beslissen over je medische behandeling of een studie kiezen. Nu is de vraag je leven te beëindigen weliswaar nog ingrijpender, maar daarom is er ook een uitgebreide procedure met de zorgvuldigheidseisen. Daarin is meegenomen of iemand een wilsbekwaam oordeel kan vellen. Bovendien vormt ook de arts zelf zich een oordeel over de uitzichtloosheid van het lijden. Je mag ervan uitgaan, dat hij daarin aspecten als de rijping van het brein meeneemt. De schrijvers stellen echter een verbod voor, zodat de jongere zijn energie er ook niet in hoeft te steken, omdat hij weet dat het niet kan. De vraag is welke weg iemand dan kiest. Suïcide bij jeugdigen onder de 25 is helaas veel minder zeldzaam dan euthanasie. Collega Waas, kinder- en jeugdpsychiater noemt in zijn reactie terecht het risico van het absoluut afsluiten van de mogelijkheid van euthanasie. Aan het eind stellen de schrijvers voor te komen tot indicatoren om de uitgerijptheid van het brein te beoordelen. Het lijkt me een volstrekt onmogelijke missie om tot indicatoren te komen waarvan de betrouwbaarheid ook maar enigszins is bewezen. Beslissen over euthanasie bij iemand die lichamelijk gezien nog vele jaren te leven heeft, vraagt zonder meer uiterste zorgvuldigheid. Dat geldt voor het toekennen, maar ook voor het afwijzen, want die vele jaren kunnen ook jaren zijn dat iemand nog te lijden heeft. De wet legt het oordeel over de wilsbekwaamheid, de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden bij de patiënt en de arts. Ik heb geen enkele reden aan te nemen dat dat op dit moment bij jeugdigen onvoldoende zorgvuldig gebeurt. In het debat over euthanasie vanwege psychisch lijden komt het vaak voor dat mensen wijzen op de noodzaak van extra zorgvuldigheid. Een oproep om bij jeugdigen mee te nemen dat het brein nog niet uitgerijpt is zou ik kunnen begrijpen, hoewel ik me afvraag of dat niet een open deur is. Een oproep tot een verbod vind ik echter ondoordacht en riskant.