Vijftig jaar geleden gaf Truus Postma, een huisarts, haar ernstig zieke moeder op haar verzoek een dodelijke injectie. Ik denk dat niemand toen had verwacht dat het nu maatschappelijk volkomen geaccepteerd is dat bij bijna 1 op de 20 overlijdens sprake is van euthanasie.(1 ) In elk geval accepteerde de officier van justitie in het proces tegen mevr. Postma het destijds niet. Die betoogde dat dit toestaan zou leiden tot massaslachting.
Zo sterk kan een publieke opinie dus kantelen en daarmee ook je eigen opinie, want die wordt sterk beïnvloed door de tijdgeest.

Dertig jaar geleden gaf Boudewijn Chabot een vrouw die haar beide kinderen had verloren en die niet verder wilde leven een dodelijke hoeveelheid medicijnen. Hij werd uiteindelijk wel veroordeeld, maar niet omdat een psychische aandoening geen reden zou mogen zijn. De rechter vond alleen dat ook een andere arts haar had moeten spreken. Niet iedereen was het toen eens met de mogelijkheid van euthanasie bij een psychische aandoening. Veel mensen vonden dat mensen met een dergelijke aandoening per definitie niet wilsbekwaam waren om te bepalen of ze dood wilden, een standpunt dat nu erg paternalistisch overkomt.

Sinds 2002 is euthanasie wettelijk geregeld, ook voor psychische aandoeningen. Toch is er aanvankelijk slechts sporadisch sprake van. Dan zijn het er opeens elf en in 2011 zelfs 115.

Ik hou me vanaf 2015 meer intensief bezig met de vraag of euthanasie bij mensen met een psychische aandoening toelaatbaar is. Aanvankelijk was mijn antwoord een schoorvoetend ja, maar in de loop der jaren ben ik opgeschoven tot een pleitbezorger. Twee dingen hebben daarin meegespeeld. Gesprekken met mensen met een doodswens en het besef dat je je niet alleen moet afvragen of je het mag doen, maar óók of je het mag laten.

Geen zinnig mens zal ontkennen dat psychische aandoeningen ondraaglijk lijden met zich kunnen meebrengen en dat we dat helaas niet altijd kunnen wegnemen. Absolute zekerheid dat het lijden ondraaglijk zal blijven, is er nooit. Maar evenmin is er absolute zekerheid dat het leven wel weer draaglijk zal worden. Je neemt dus altijd een risico. Het risico om iemand te vroeg aan zijn eind te helpen of het risico om iemand te lang ondraaglijk te laten lijden.

Dat besef helpt me bij het nemen van een beslissing. Ik heb weliswaar zelf nog nooit een verzoek om euthanasie gehad, omdat ik veel in de jeugdpsychiatrie werk, maar ik doe wel vaak een second opinion.

Ik ben door de gesprekken met mensen met een doodswens en hun familie tot de mening gekomen dat we binnen de ggz vaker te lang wachten dan te kort. Ik denk dat we daarin nog moeten en ook zullen opschuiven. Jonge mensen en dus ook artsen denken veel toleranter over euthanasie bij psychische aandoeningen. Voor hen is de stap minder groot. Ze zijn immers opgegroeid in een tijd dat euthanasie bij lichamelijke aandoeningen helemaal geaccepteerd was. Ook vanwege geluiden uit andere hoek krijg ik de indruk dat het denken over euthanasie bij psychische aandoeningen aan het kantelen is. Het zou mij niet verbazen als het de komende jaren veel vaker zal worden verleend, waarbij ik hoop dat dat op den duur ook zichtbaar zal worden in een vermindering van het aantal suïcides.2

Ik denk dat dat een goede ontwikkeling is en ik denk niet dat we ons op een hellend vlak begeven. Toch ontkom ik soms niet aan twijfel of ik niet te ver ben opgeschoven. Ik denk dat vrijwel iedereen in 1971 dat gevoel zou hebben gehad als hij had geweten dat vijftig jaar later bij 4,5 procent van de overlijdens sprake is van euthanasie. Onzekerheid en twijfel of je het juiste doet, is niet altijd makkelijk, maar het is wel goed. Het tempert (te) heilig vuur.

Voetnoot
1. In 2021 7666 keer.

2. Het aantal ligt al jaren rond de 1 per 1000 mensen per jaar; in 2021 waren dat 1859 mensen.

gepubliceerd op Medisch contact op 16 juni 2022

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.