Euthanasie bij psychiatrie: wat houdt ons tegen? (deel 5)

Psychiater Menno Oosterhoff en ethicus Theo Boer lagen regelmatig op Twitter met elkaar in de clinch. Met name het onderwerp euthanasie in de psychiatrie was onderwerp van gesprek. Nou ja… gesprek? Dat lukt niet erg op Twitter. Elkaar wat uitgebreider schrijven is vast een stuk vruchtbaarder, hebben beiden gedacht. En zo geschiedde.

Beste Theo,

In je reactie noem je twee bezwaren tegen euthanasie bij psychische aandoeningen. De eerste is, kort samengevat: ‘Wat heeft de dokter ermee nodig? Waarom is het niet voldoende als iemand zelf bepaalt dat hij niet verder wil? Dit is niet moeilijk te weerleggen. Lijden als uitzichtloos ervaren kan een tijdelijk verschijnsel zijn dat onderdeel is van de aandoening. Vandaar ook dat we veel moeite doen om suïcide te voorkomen, zoals met 113. Het toegankelijker maken van de mogelijkheid zelf je leven te beëindigen draagt het gevaar in zich dat suïcide toeneemt, ook bij mensen bij wie het lijden helemaal niet uitzichtloos is. In feite weerleg je je bezwaar zelf al, omdat je hoopt dat de Wet voltooid leven er niet komt. Dat zijn we helemaal eens. Ik betoogde hier al dat deze wet onuitvoerbaar is.

Verder is het zo dat niet de dokter wil dat hij erbij betrokken wordt, maar de patiënt. Als de patiënt dat echter wil, , dan moet die arts de zorgvuldigheidseisen in acht nemen. Dat lijkt me niet in strijd met zelfbeschikking. Je vindt dat toch ook niet bij mensen met een terminale lichamelijke aandoening?

Je tweede bezwaar echter is veel zwaarwegender en raakt de kern. Ik vind het heel verhelderend hoe je het verschil tussen euthanasie bij een terminale lichamelijke aandoening en bij een psychische aandoening (of een niet-terminale lichamelijke aandoening) benoemt. Bij een lichamelijke, terminale aandoening is inderdaad sprake van een keus tussen een naar stervensproces en een ‘goede’ dood. Bij niet-terminale aandoeningen, psychische of lichamelijke, is het een keus tussen een ‘goede’ dood en een leven dat de patiënt als ondraaglijk en uitzichtloos ervaart.

Er is dan nog de mogelijkheid van een leven, dat klopt. Als je euthanasie verleent, ga je inderdaad mee in het oordeel van de patiënt dat er geen reële kans meer is op een draaglijk leven. Dat strijdt met de moed erin houden, een essentieel onderdeel van onze hulpverlening. Iets wat mensen ook van ons mogen verlangen. Maar er zijn grenzen aan de moed erin houden. Begrip hebben voor de beleving van mensen is minstens zo essentieel.

Het is altijd kiezen tussen twee kwaden. Als je meegaat in een euthanasiewens, ga je mee in het feit dat iemand het opgeeft. Ga je niet mee in de euthanasiewens, dan laat je iemand alleen met zijn ondraaglijke lijden. Ik heb lang gedacht dat je die existentiële eenzaamheid van het bestaan wellicht moet accepteren. Dat was vanuit religieuze overwegingen, waarover ik al schreef. Maar daar ben ik anders over gaan denken. Het argument dat iemand er anders zelf wel een eind aan maakt heb ik daarbij niet eens nodig. Want het lijden van sommige mensen is zo groot en onze mogelijkheid dat te verlichten zijn helaas begrensd. Door euthanasie af te wijzen loop je het risico dat iemand nog vele jaren ondraaglijk zal lijden. Is het aan mij om te zeggen dat dat verkieslijk is boven de dood? Nee, dat kan alleen iemand zelf bepalen.

Als iemand weloverwogen en consistent aangeeft de dood te verkiezen boven het leven met ondraaglijk lijden dan is er juist sprake van zelfbeschikking. In Nederland mag een arts daarbij helpen, mits aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Een daarvan is dat de arts met de patiënt tot de overtuiging komt dat er geen redelijke andere oplossing is voor de situatie waarin de patiënt zich bevindt. Samen tot die conclusie komen zie ik niet als iemand opgeven, maar met hem de werkelijkheid onder ogen willen zien.

Menno

hier het antwoord

gepubliceerd op Medisch contact op 06 november 2019

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.