Afgelopen maandag werd een documentaire uitgezonden over de Levenseindekliniek. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is de Levenseindekliniek geen kliniek, maar een polikliniek. Voor mensen met een euthanasiewens. Euthanasie wordt in Nederland meestal uitgevoerd door de huisarts. Maar om uiteenlopende redenen kan iemand daar soms niet terecht, bijvoorbeeld omdat de huisarts het verzoek niet kan beoordelen of er niet aan wil voldoen. Iemand kan dan een second opinion vragen bij de Levenseindekliniek. Daar wordt het verzoek opnieuw beoordeeld en als het wordt ingewilligd bekijkt een SCEN-arts of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. SCEN staat voor steun en consultatie bij euthanasie in Nederland.
De Levenseindekliniek heeft niet de makkelijkste weg gekozen met de keuze van wat ze liet zien. De euthanasiewensen van de drie mensen bij wie het proces gevolgd werd, lagen alle op ingewikkeld terrein. Voltooid leven, dementie en psychische problematiek. Met name de euthanasie bij Hannie, een vrouw met semantische dementie waarbij vooral de uitdrukkingsvaardigheid is aangetast, heeft heftige reacties opgeroepen. Haar manier om aan te geven, dat ze niet langer wilde leven was, dat ze ‘huppakee, weg’ wilde. ‘Ik wil graag klaar. Huppakee.’ De onderzoekende arts was er op basis van de gesprekken en de ooit ingevulde euthanasieverklaring van overtuigd, dat Hannie wist wat ze wilde en wat er gebeurde. Toch was het als kijker moeilijk hierin mee te gaan en geen twijfels te houden over de wilsbekwaamheid.
Ook de scene, op de dag voor haar dood, toen ze naar een schaatswedstrijd gingen en nog een borreltje dronken in het café, was op zijn minst verwarrend. Zo verwarrend, dat een kennis daar zei: ‘Ik geloof er niks van, dat zij morgen euthanasie krijgt. Dat gaat zo maar niet. Daar zijn wetten voor.’
Het beantwoordde in elk geval niet direct aan wat je je voorstelt bij uitzichtloos en ondraaglijk lijden. Ik zeg daarmee niet dat daarvan geen sprake was. Daar wil ik zo niet over oordelen. Maar het was niet erg duidelijk te zien. Is het dan verstandig dit als voorbeeld te tonen aan een groot publiek?
Als buitenstaander is het lastig geen bedenkingen te hebben bij een dermate ingrijpende beslissing. Dat is ook terecht. Er moet nooit makkelijk over worden gedacht. Maar in dit geval werd het de kijker wel erg moeilijk gemaakt om zich te verenigen met wat er gebeurde. Ik vrees dat dit het denken over euthanasie geen goed doet.
Bij de meneer met de dwangstoornis lag dat anders. Over de wilsbekwaamheid en de ondraaglijkheid van zijn lijden had ik in elk geval geen twijfels.
Wanneer je bij psychisch lijden van onbehandelbaarheid en uitzichtloosheid kunt spreken, vind ik ontzettend ingewikkeld. Het is zo moeilijk met absolute zekerheid vast te stellen. En het gaat zo in tegen datgene wat uitermate belangrijk is in je werk als hulpverlener in de geestelijke gezondheidszorg, namelijk de moed erin houden, soms bijna tegen beter weten in. Mensen kunnen veel ellende verdragen zolang ze een perspectief hebben, al is het maar een sprankje. Hoop doet leven. Geen hoop meer hebben is vaak onderdeel van de psychische problematiek. Dus iemand heeft recht op een behandelaar die blijft geloven in de mogelijkheid van verbetering.
Maar altijd en eeuwig? Komt er niet een moment, waarop het eerlijker is te erkennen dat alleen een eind aan het leven het lijden kan beëindigen? En is het dan niet genadig iemand daarin niet alleen te laten, maar te helpen dat op een menswaardige manier te doen?
Een deel van de mensen van wie de euthanasiewens niet wordt ingewilligd, pleegt daarna zelfmoord. Of mensen van wie de euthanasiewens wel is ingewilligd, daar achteraf spijt van zouden hebben, zullen we nooit weten. Misschien is wel het allermoeilijkste dat we moeten erkennen dat we nooit absoluut zeker kunnen weten of we het goede doen. Of we niet mensen alleen laten in hun diepste ellende, waardoor ze een eenzame, vaak gruwelijke dood moeten sterven, omdat wij niet op die manier wilden helpen. Of dat we de drempel te laag maken waardoor we helpen het leven te beëindigen bij iemand voor wie er nog een andere oplossing geweest was, die niet aan alles een eind maakt.
Eén ding weet ik wel: we moeten erkennen, dat niemand het altijd absoluut zeker kan weten. De discussie moet daarom genuanceerd en met wederzijds begrip worden gevoerd. Al was het alleen maar uit respect voor de mensen, die waardoor dan ook zo wanhopig zijn, dat ze aankloppen bij de Levenseindekliniek. Aan hen en hun familieleden en naasten zijn we bescheidenheid in ons oordeel verschuldigd. Bij een zo gevoelig onderwerp is wikken en wegen, en aarzeling en onzekerheid meer op zijn plaats dan stellig oordelen.