Psychische aandoeningen worden nog lang niet serieus genoeg genomen. Vaak wordt gedacht dat je een lichamelijke aandoening hébt en een psychische aandoening dóét. Daarbij speelt mee dat psychische aandoeningen op individueel niveau niet zijn vast te stellen met een laboratoriumtest of een scan. En dat we de eigen invloed op het psychisch functioneren overschatten.
Niemand verwacht dat iemand zijn schildklierfunctie naar believen kan veranderen. Maar dat we op ons psychisch functioneren ook maar betrekkelijk weinig invloed hebben is moeilijker te accepteren. Voor intelligentie weer wel, maar voor bijvoorbeeld stemming, angst, dwangmatigheid en verslaving niet. Dit filmpje geeft op humoristische wijze weer hoe er nog vaak over wordt gedacht: ‘Je moet er gewoon mee ophouden.’
Maar goed. We moesten van ver komen. Nog in 1850 werden mensen met een psychische aandoening tentoongesteld op de kermis in Wenen. Gelukkig nemen de vooroordelen en de schaamte de laatste jaren af. Vroeger ging je nog liever dood dan je bij een psychiater te melden, maar dat is niet meer zo. Dat geeft echter wel een probleem. De capaciteit van de ggz is bij lange na niet voldoende om iedereen hulp te bieden. Er is capaciteit voor 5 à 6 procent van de bevolking. Als 7 procent zich meldt, dan ontstaan er al onbeheersbare wachtlijsten. En het aantal mensen met een psychische aandoening in een jaar wordt geschat op 20 procent.
Er is nog een probleem. De gereguleerde marktwerking maakt het onaantrekkelijk je te richten op de meest ernstige problematiek. Hoe dit probleem opgelost moet worden weet ik niet. Maar ik weet wel hoe het niet opgelost moet worden. ‘Ik ben er faliekant tegen dat zoveel mensen ten onrechte aankloppen bij de ggz’, luidde destijds de opvatting van minister Schippers, die zei dat er toch ook veel gewone problemen des levens waren, die je in eigen kring kon uitvogelen. Bijzonder genoeg zei de voorzitter van de NVvP Damiaan Denys destijds in NRC iets dergelijks.Hij ontkent het lijden niet, maar vindt dat het gewone lijden wordt gemedicaliseerd. Daar schreef ik samen met prof. Jim van Os een reactie op met dezelfde strekking als mijn betoog tot nu toe.
Ik wil nu ingaan op de blog ‘Esthische psychiatrie’ van Esther van Fenema. Helemaal duidelijk wordt haar standpunt mij niet, maar een zinsnede als ‘De gebraden ganzen (het waren toch duiven?) vliegen door de lucht’ doet vermoeden dat ze meer op de lijn van Denys zit. Ze eindigt met dromen van een ‘esthetische psychiatrie’ waar je mentale wallen en kraaienpoten kunt laten behandelen van je eigen zakgeld. Ik spreek overigens liever van plastische psychiatrie naar analogie van de plastische chirurgie. Maar esthetisch of plastisch: ik vind dat daarvan nog amper sprake is. Van plastische psychiatrie spreek ik pas als het gaat om het behandelen van gewone problemen, die bij het leven horen. Laten we het capaciteitsprobleem alsjeblieft niet oplossen door alleen ernstige psychische aandoeningen te erkennen en het leed door overige psychische aandoeningen als een soort luxeprobleem weg te zetten. Ik laat één voorbeeld zien. Een meisje met skinpicking, dwangmatig aan oneffenheden van de huid pulken. Ze valt vast niet onder de 6 procent ernstige patiënten, maar ieder die het filmpje heeft gezien zal erkennen dat haar lijden fors is en dat het geen gewoon levensprobleem is. Het is aangrijpend als ze zegt: ‘Ik doe het zelf, maar ik kan niet stoppen.’ Ik zou zeggen: ‘Nee, je doet dit niet zelf. Je aandoening laat je dit doen. Of we iedereen kunnen helpen is een ander verhaal. Maar je hebt in elk geval recht op begrip en erkenning.’