Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud

Basketballen is een aandoening waarbij volwassen mannen of vrouwen een obsessieve drang hebben een oranje, rond voorwerp door een ijzeren ring met daaronder een netje te gooien.

Wetenschappers zijn nu een belangrijke stap verder gekomen in het ontraadselen van de oorzaak van deze aandoening. Door een meta-analyse van gegevens uit meerdere studies hebben ze kunnen aantonen dat er tussen mensen met basketbal en normale controles een significant verschil bestaat in lichaamslengte. Het betreft een verschil op groepsniveau. Het is nog niet mogelijk om op basis van iemands lengte te voorspellen of hij ook aan basketbal lijdt. De aandoening heeft een sterke erfelijke component. Ouders van mensen met basketbal zijn relatief ook vaker extra lang.

De wetenschappers, die de ontdekking wereldkundig maakten spreken de hoop uit dat ze door het vinden van deze biologische basis voor de ziekte ook een stap dichter zijn gekomen bij het vinden van een goede behandeling.

De moraal van bovenstaand verhaal? Variatie is niet meteen een ziekte, ook niet als er samenhang is met een biologische parameter, ook al is die erfelijk.

‘Nou’, zegt u, ‘waar zie je me voor aan? Ik ben niet achterlijk.’ Dat geloof ik onmiddellijk, maar toch is het nodig deze open deur nog eens in te trappen.

Deze week presenteerden wetenschappers de resultaten van een studie, waarbij ze verschillen hebben gevonden in volume van een vijftal hersengebiedjes bij kinderen met ADHD. Op zich is dat een interessante bevinding, ook al zijn de verschillen klein. Ik heb echter moeite met de conclusies, die eraan verbonden worden.

De eerste luidt: ‘Het komt niet door de opvoeding, want we zien verschillen in het brein.’ Onzin, want het bijzondere aan het brein is nou juist, dat omgevingsfactoren, ook psychologische tot structurele veranderingen kunnen leiden. Niet dat ik direct denk dat dat in dit geval zo is, maar het is wel belangrijk te erkennen dat correlatie nog geen causatie is.

De fout in de tweede conclusie vind ik ernstiger: ‘Het is dus gewoon een her­sen­stoor­nisHet is dus gewoon een hersenziekte.’ Dat kun je op basis van het vinden van veranderingen in hersenprocessen en structuren niet zeggen. Ik doel dan niet zozeer op het feit dat de hersenen zelf nooit de primaire oorzaak zijn. Het gaat via de hersenen, maar de primaire oorzaak ligt anders, in erfelijke, materiële, biologische of psychologische omgevingsfactoren. Maar goed. Dat geldt ook voor hartaandoeningen of nierziekten. Nee, ik heb vooral bezwaar tegen het woordje dus.

Wanneer we iets een ziekte moeten noemen is in de psychiatrie ingewikkeld. Iedereen is wel eens druk, slecht geconcentreerd, somber of heeft wel eens een vreemde indringende gedachte. We spreken pas van een aandoening als een verschijnsel aanwezig is in een afwijkende mate en als het een verstoring geeft van het functioneren en/of welbevinden. Maar in de voormalige Sovjet-Unie werden mensen die buitengewoon dapper waren en zich tegen het dictatoriale regiem verzetten opgenomen in psychiatrische instellingen. Er was dus sprake van afwijken van de norm en van problemen in functioneren en welbevinden, maar dat lag uitsluitend aan de intolerantie van de maatschappij. Dat willen we zeker geen psychische aandoening noemen, laat staan een hersenziekte. Je moet dus in je beoordeling meenemen in hoeverre gedrag en beleving die afwijken van het gemiddelde problemen geven ten gevolge van maatschappelijke intolerantie voor variatie. Daarmee zijn de problemen niet minder reëel, maar het speelt wel mee bij de afweging hoe je variatie benoemt. Het vinden van veranderingen in hersenstructuren is daarbij geen doorslaggevend argument. De hippocampus, een hersenkern, die te maken heeft met geheugen bleek bij Londense taxichauffeurs ook vergroot, omdat ze het hele stratenplan van Londen moeten leren. Maar daarmee is het nog niet een hersenziekte.

Begrijp me goed. Er zijn zeker kinderen die forse problemen hebben om de concentratie en de impulsbeheersing op te brengen die de huidige maatschappij vereist. Erkenning daarvoor is belangrijk. Erfelijke factoren spelen daarbij een belangrijke rol en dat is terug te vinden in hersenstructuren, al dan niet aantoonbaar. Dat is absoluut geen smoes, waarmee ouders die te beroerd zijn hun kinderen op te voeden worden verontschuldigd.

Ik heb ook geen moeite dat te benoemen als ADHD. Als je iets geen naam geeft, dan wordt het niet serieus genomen. Maar het als een hersenziekte benoemen gaat mij te ver. Ik begrijp wel dat dat kan bijdragen aan erkenning, maar ik vind de nadelen te groot. We weten dat zo’n voorstelling het gevoel van eigenwaarde over het algemeen geen goed doet. Een hersenziekte wordt door veel mensen opgevat als een voortschrijdend en deterministisch verschijnsel. Dan wordt een erkenning een vonnis.

Een weergave waar ik goed mee had kunnen leven zou zijn geweest: bij kinderen die gedrag vertonen dat je ADHD noemt zijn op groepsniveau kleine verschillen gevonden in de hersenen, die met deze variatie samenhangen.

Maar ja, dat is geen geweldige krantenkop.

Gepubliceerd op Medisch Contact op 22 februari 2017.

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.