Onlangs bezocht ik een congres met als titel: ‘Wat voor soort ding is een psychiatrische aandoening?’ Het was geen beginnerscursus, zoals u misschien zou denken. Nee, er werd gesproken door de crème de la crème van de psychiatrie.

Ik begrijp het als u denkt: weten ze dat nou nog niet? Zo’n fundamentele kwestie. Wat een vaag vak is dat toch, die psychiatrie. Ik geef toe: als ik mijn computer moet laten repareren, dan zou mijn keus niet meteen vallen op een reparateur die recentelijk nog naar een bijscholingscursus ‘Wat voor soort ding is een computer?’ is geweest. Dat zou mij niet meteen het gevoel geven dat deze man zijn vakkennis op peil houdt.

Maar goed, computers zijn concreter dan psychiatrische aandoeningen. En ik kan ter verdediging aanvoeren dat er ook filosofen als spreker waren uitgenodigd, wat het knagen aan de fundamentele wortels mede verklaard.

Een en ander neemt niet weg dat het inderdaad onhelder is wanneer we psychisch leed een ziekte moeten/kunnen noemen.

Over psychiatrische aandoeningen zei prof. Else de Haan in haar afscheidsrede: ‘Psychiatrische aandoeningen zijn aandoeningen waar psychiaters aan lijden. We moeten spreken van psychische aandoeningen. Met het laatste ben ik het eens, maar het eerste klopt niet, want dan zou een psychische aandoening bij een chirurg een chirurgische aandoening zijn. En als een politicus iets mankeert zou hij een politieke aandoening hebben. Nu vind ik minister Schippers wel een soort politieke aandoening, maar dat is wat anders dan dat ze er een heeft.

Ik dwaal af. Dat overkomt iedereen wel eens, maar sommige mensen hebben er veel last van. Dan zeggen we wel dat ze ADHD hebben. Dat brengt ons terug bij het congresthema. Wanneer noem je gedrag dat anders is dan gemiddeld en dat gepaard gaat met problemen in functioneren en welbevinden een psychische ziekte? Daarbij worden we met minstens drie moeilijkheden geconfronteerd.

– Het valt nog niet mee te bepalen wanneer we gedrag echt als afwijkend, als anders moeten beschouwen. Een gebroken been is evident anders dan een niet gebroken been en je hebt ook niet een beetje MS. Maar bij de psychische verschijnselen is dat niet zo zwart-wit. Afleidbaar is iedereen wel eens, somber ook en zelfs stemmen horen komt nog bij een aanzienlijk deel van de bevolking voor. Het gaat (bijna) altijd om een dimensioneel verschil en niet een categoraal verschil. Wat beschouw je nog als passen binnen de normale variatiebreedte en waar kun je zeggen: dit is echt niet meer normaal?

– Een tweede probleem is dat we in de geestelijke gezondheidszorg geen metingen hebben die ons daarin houvast geven. Op groepsniveau kun je wel wat vinden, maar niks wat je bij een individuele patiënt zekerheid geeft. Iets waardoor we kunnen zeggen. Hij heeft het of hij heeft het niet.

– Het derde probleem maakt het helemaal vreselijk lastig en dat is dat van de context (maatschappij, cultuur) kan afhangen of gedrag dat anders is ook problemen geeft. Je verzetten in een dictatuur is anders dan gemiddeld, kan je in ernstige problemen brengen, maar gaan we zeker niet als ziekte bestempelen. Zo kan ook worden betoogd dat ADHD een label is dat we geven omdat de maatschappij steeds hogere eisen stelt qua concentratie en planning, waardoor kinderen die in een ander tijdsgewricht wellicht juist heel succesvol zijn, nu door het leven moeten met een psychiatrische diagnose en het idee dat ze een ernstige hersenziekte hebben.

Een wiskundige zou zeggen als hij dit zo overziet: ik begin er niet aan. Dit is niet op te lossen. Er zijn te veel onbekenden. Maar wij kunnen ons dat niet permitteren.

Het is goed dat we erover nadenken wat we doen als we afwijkend gedrag dat gepaard gaat met problemen als ziek benoemen. Dat kan zeker nadelen hebben. Dan wordt een diagnose een vonnis. We moeten niet alle variatie pathologiseren/medicaliseren.

Maar het is óók goed om erover na te denken hoe het is als we dergelijk gedrag níet als ziek benoemen. Een (classificerende) diagnose kan ook een erkenning zijn. Ik ken veel patiënten en ouders van patiënten die blij zijn met hun diagnose. Niet blij met hun psychische aandoening, maar wel met de erkenning. Demedicaliseren is ook niet zaligmakend.

Het lukt ons maar moeilijk om hierin een juist midden te vinden. De discussie laait steeds weer op en polariseert gemakkelijk (1).

Het definitieve antwoord heeft het congres niet gegeven. Zelfs de pessimistische-inductietheorie kwam nog even langs. Die zegt dat tot nu toe elke theorie vroeg of laat wordt verworpen en dat dat dan dus ook met de huidige theorie wel het geval zal zijn. Dat sloeg mij even de hoop uit handen dat de waarheid ooit gevonden zal worden, tot ik bedacht dat de pessimistische-inductietheorie ook wel weer eens verworpen zal worden.

Hoe het ook zij: of het nu ziekten zijn of dat het komt door de intolerantie tegenover variatie mag discutabel zijn. Het bestaan van (soms ernstig) psychisch leed (dat je niet kunt oplossen met de buurvrouw) is dat niet. De vraag is: wat het is. Niet dat het er is. Laat dat duidelijk blijven.

1. Recente voorbeelden waarbij dit speelt:
Jim van Os e.a. Schizofrenie bestaat niet
Minister Schippers. Psychische ziekten zijn geen echte ziekten.
Jan Derksen Iedereen een psychische aandoening
Gepubliceerd op Medisch Contact op 11 juni 2015.

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.