Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud
In zijn blog ‘Geest van vlees en bloed’ stelt Emile Keuter tevreden vast dat het fijne van neuroloog zijn is dat je veel van de hersenen snapt. Ik geef onmiddellijk toe. Daar ben ik jaloers op. Het leidt geen twijfel dat hersenen en gedrag en beleving nauw met elkaar samenhangen. Dat ik in 1990 medisch specialist psychiatrie kon worden zonder in die opleiding ooit iets over de hersenen te hebben geleerd, tekent wel hoever de psychiatrie destijds verwijderd was van de neurologie.
Kijken naar de hersenen was zelfs lange tijd verdacht. In de jaren zeventig werd prof. Buikhuisen, een psycholoog, verguisd, omdat hij wilde onderzoeken of er biologische factoren waren die samenhingen met criminaliteit. Hugo Brandt Corstius maakte hem onder het pseudoniem Piet Grijs in Vrij Nederland uit voor van alles en nog wat, waaronder zelfs voor fascist. Des te schrijnender als je weet dat Buikhuisen zijn vader verloor in de oorlog en in een jappenkamp heeft gezeten. Nee, de linkse kerk wist toen wel raad met andersdenkenden. Ook prof. Herman van Praag, die drie jaar in concentratiekamp Theresienstadt gezeten had, viel de ‘eer’ te beurt naziarts te worden genoemd. In de jaren zestig had hij de eerste biologische afdeling Psychiatrie in Groningen opgezet. In zijn Utrechtse tijd moesten zijn kinderen onder politiebegeleiding naar school. Ook Dick Swaab heeft nog te maken gehad met bedreigingen toen hij onderzocht of homoseksualiteit een biologische basis had. Een geschiedenis om vol schaamte op terug te kijken.
Inmiddels zijn de rollen echter omgekeerd. Dick Swaabs We zijn ons brein is een megabestseller. Als je nu nog gelooft dat er meer is dan hersenen, dan val je toch een beetje uit de toon.
Ik was dan ook blij verrast dat neuroloog (!) Steven Laureys aangaf dat hij de stelling dat we ons brein zijn aanmatigend vindt. We weten nog amper iets over het bewustzijn. Om dan nu al te claimen dat het volledig verklaard kan worden vanuit de materie is ver voor de muziek uit lopen.
Emile geeft aan dat hij zou willen dat we konden ervaren dat onze geest heel lichamelijk is. Die behoefte heb ik helemáál niet. Integendeel. Ik zie het feit dat we dat zo moeilijk kunnen ervaren, als een aanwijzing dat het niet waar is. Niet als een bewijs, want ook dingen die tegen onze intuïtie ingaan kunnen waar zijn.
Mijn hersenen zijn lichamelijk, van vlees en bloed. Maar mijn geest zie ik meer als in vlees en bloed afgedaald, geïncarneerd zo u wilt. (Carne betekent vlees.) Een geest in vlees en bloed, maar niet van vlees en bloed. De gedachte dat er een geest is die de hersenen bespeelt, spreekt mij meer aan. Ik geloof dus (maar weet niet zeker) dat er een hersenist is. En zoals de kwaliteit van een viool mede bepaalt welke muziek er ten gehore kan worden gebracht, bepaalt de staat van de hersenen mede welk gedrag en welke beleving er verschijnt. Maar dat de hersenen zelf spelen, als een pianola, spreekt mij als verklaring totaal niet aan. Hetzelfde geldt voor de opvatting dat bewustzijn niet meer is dan een epifenomeen van een complexe chemische reactie en dat er geen vrije wil is. Materie als primair zien en bewustzijn als secundair, vind ik vreemd. Om überhaupt van materie te spreken is er bewustzijn nodig. Of het andersom ook zo is, valt nog te bezien.
Dat alles neemt niet weg dat ik zonder meer onderschrijf dat kennis van onze hersenen ons veel kan leren over gedrag en beleving. Maar dat het ons álles daarover zal onthullen, geloof ik niet. Omwille van de eerlijkheid moet ik daaraan toevoegen dat ik het ook helemaal geen aantrekkelijke gedachte vind om slechts willoze, eindige materie te zijn. Maar waar het mij om gaat is dat geloven dat een geest van vlees en bloed is, volgens mij net zo goed geloof is als geloven dat een geest in vlees en bloed zit.