Samen met de arts-assistente zag ik een nog heel jong meisje. Een week daarvoor had ik haar al voor de diagnostiek gezien. Er bleek sprake van een forse dwangstoornis waarvoor ze gedragstherapie moest hebben. Gelukkig kon dat direct starten, maar ondertussen namen de klachten zodanig toe dat ze er helemaal in kwam vast te zitten en dan volledig overstuur raakte.
Moeder had tijdens de dienst gebeld en de dienstdoende arts had een afspraak met ons gepland om naar medicatie te kijken. We beginnen eigenlijk altijd met gedragstherapie, maar soms blijkt medicatie toch nodig. Zo ook bij haar. Toen ik het erover had hoeveel ze moest gebruiken zei ik: ‘Ze is maar een handje vol, dus we beginnen met een lage dosering. De arts-assistente begon te lachen. Ah, kennelijk had ik weer een uitdrukking gebruikt, die niet meer in zwang is. Nu ik dit schrijf vraag ik me af of ‘in zwang’ zijn (in gebruik zijn) nog wel een uitdrukking is van deze tijd. Ik begin echt over datum te raken met mijn archaïsche (zeer ouderwets) taalgebruik. En niet alleen dat. Ik krijg sommige nieuwe uitdrukkingen juist weer niet over mijn lippen. Ik zal zelf nooit iets ‘vet’ noemen. ‘Is goed’ is er nog wel ingekomen, maar ‘boeien’ weer niet.
Ik hou van taal en van die uitdrukkingen die in de vergetelheid raken. Op internet kun je diverse initiatieven vinden, die zich bekommeren om het behoud van ‘vergeetwoorden’ en er schijnt zelfs ooit een vergeetwoordengala te zijn geweest. Er is of was een gezelschap voor geadopteerde vergeetwoorden en ook een woordenreservaat. En een verdwijnwoordenboek.
Van al die verdwijnwoorden kan ik er verontrustend veel tot mijn vocabulaire (woordenschat) rekenen. Maar voordat jullie gaan denken dat ik een soort levend fossiel (overblijfsel uit het verleden) ben geworden: Die gebruik ik lang niet allemaal meer actief. Nozem, dekselse jongen, potjandikkie en rapaille (uitschot) zijn ook voor mij passé (achterhaald).
En wat dat ‘handjevol’ betreft. Ook al kenden ze de uitdrukking niet. Ze begrepen me wel.