Vandaag ben ik 66 geworden. De leeftijd dat verjaardagen mij opwonden ben ik allang gepasseerd. Maar dit keer is het de eerste keer dat ik jarig ben terwijl ik met pensioen ben. Hoe je het ook wendt of keert. Met pensioen zijn is de laatste levensfase, hoe druk je het ook nog hebben mag.
Dus het is dubbelop. Verjaren in de laatste levensfase. Daar klinkt de dood toch sterk in door. Althans, dat hoor ik erin. Mensen die mijn blogs al langer lezen, weten dat ik een meer dan gemiddeld besef heb van onze eindigheid. Persoonlijke ervaringen zullen daarmee te maken hebben. Mijn vader werd maar 60, een broer maar 33 en een schoonzus begin 50. Ik denk overigens niet dat dat alles verklaart, maar het heeft er niet bij geholpen. Gelukkig is er ook tegenwicht. In de familie van Dineke, mijn vrouw, gaat nooit iemand dood. Ja, haar oma, maar die was 102. En een oom, toen hij eind 50 was, maar die had het syndroom van Down en dan is eind 50 ook al oud. Toch zal ook in die familie de dood vroeg of laat toeslaan.
Een mij verder onbekende Franse schrijver, François de La Rochefoucauld, zei ooit: ‘De zon noch de dood kun je in de ogen kijken.’ En Ernest Becker zei in De ontkenning van de dood dat veel psychische problematiek het onvermogen is om existentiële drama’s, zoals de dood, maar ook de schuld/verantwoordelijkheid, de eenzaamheid en de zinloosheid te verhullen.
De existentiële problemen moet je niet te veel rechtstreeks in de ogen kijken. Het is ongezond de wereld niet een beetje door een roze bril te zien. Dat kan ik alleen maar beamen, maar ja: wat doe je eraan als je daar niet sterk in bent? Zoeken op internet wat mijn gemiddelde levensverwachting is helpt niet. Deze blijkt, afhankelijk van het meenemen van risicofactoren in de voorspelling, tussen de 18 en 28 jaar te zitten. Mijn vrouw roept dan heel enthousiast: ‘Zie je wel. Dat duurt nog eindeloos lang.’ Maar ik denk: ik woon nu dertig jaar in dit huis en dat voelt helemaal niet als eindeloos. En nu heb ik dus nog hooguit nog zo’n stukje.
Nee, het komt genadeloos dichterbij. Nu was dat al zo vanaf de geboorte, maar de afstand wordt wel steeds korter. Wat troost biedt, is dat de dood met het ouder worden zijn verschrikking mogelijk wat verliest. Toen ik twee weken voor haar overlijden mijn toen 88-jarige moeder vroeg of de dood haar nog beangstigde zei ze: ‘Ach, ik wil nog wel even blijven, maar als het afgelopen is vind ik het ook best.’
Ik wil voorlopig nog wel even blijven. Ik zal jullie onder de titel ‘Het aftellen is begonnen: 66’* jaarlijks op de hoogte brengen van de stand van zaken betreffende mijn verhouding tot de dood. Niet vaker, want mijn ervaring is dat de meeste mensen geen zin hebben om stil te staan bij de eindigheid.
In ‘Het aftellen is begonnen’ kun je ook iets positief zien. Aftellen naar een nieuwe fase, die van het over-lijden. Over het lijden heen zijn. Een mooie manier om de dood aan te duiden, toch?
* En dan 67, 68 etc.