Deze week ben ik 63 geworden. 63! Dat dat over mij gaat vind ik onwezenlijk. Maar gezever van ouderen die zich nog jong voelen is zó 63. Dus daar val ik je niet mee lastig. Ik wil het hebben over ‘minder’, over krimpen in plaats van groeien. Niet mijn favoriete onderwerp, maar ik ontkom er niet aan.
De laatste tijd wordt me steeds duidelijker dat ik hoe dan ook een verhouding zal moeten vinden tot ouder worden. Ik ben altijd gezegend geweest met een grote dosis energie. Tussen een plan en de uitvoering ervan zat bij mij alleen te weinig tijd als barrière, niet te weinig energie. Direct vanaf het ontwaken ben ik op stoom. Voor Dineke, mijn vrouw is dat geen onverdeeld genoegen. Zij moet van ver komen. Ik word wakker met volzinnen terwijl zij met moeite en alleen bij aandringen primitieve geluiden kan uitbrengen, die op instemming of afwijzing duiden. Meestal het laatste. Ik begin direct met dingen te realiseren. Gedreven, misschien wel te gedreven, maar wrijf het er maar niet in. Want het is mij ook wel duidelijk. Ooit komt er een eind aan. Als het niet nu is dan wel later. Ik heb vaker gezien dat zeer energieke mensen ergens midden zeventig toch trager worden. Dus dat is mijn toekomst.
Het is mij nog tamelijk onduidelijk hoe je het kalmer aan kunt doen zonder meteen door te schieten naar een depressie. Maar laten we dat dan maar de uitdaging noemen. Volgens mij is het gewoon waardeloos en maak je er het beste van, maar dan nog is het beter dat niet te erkennen. Daar komt bij dat iedereen die mij ook maar enigszins kent, mij verzekert dat het laatste waar ik bang voor hoef te zijn is, dat ik niks meer wil. Ik ben daar wél bang voor, maar toch stelt het me gerust, want angst ken ik. Daar kan ik wel mee omgaan. In elk geval veel beter dan met niks meer willen. Ik heb er nu een naam aan gegeven. Als je vijand een naam heeft is het ook minder eng. Waar ik mee worstel is …tádáám… involutie. Ik kamp met involutieproblematiek. Ja, dat klinkt goed, hè? Niet te dramatisch, zelfs wel een beetje chique. Vroeger hadden we het nog wel eens over faseproblematiek. Een puber met Weltschmertznoemden we niet meteen depressief, maar we spraken van versterkte faseproblematiek.
Het is ontegenzeggelijk waar dat de levensfase waarin je zit de problemen waarmee je te maken hebt kleurt. Bernard Lievegoed bespreekt in zijn boek De levensloop van de mens al die levensfasen, steeds in periodes van zeven jaar. Na negen keer zeven stopt het. Ja, precies. Dat is 63. Ik heb dus alle fases en de problemen die daarbij horen achter de rug. De rest is genade. Dan heb je je handen verder vrij. Nu heb ik mijn handen liever niet vrij, maar de lol daarvan ga ik leren. Ik vind het beslist aantrekkelijk klinken, dat de rest genade is. En er is nog meer goed nieuws. Mensen van mijn leeftijd die min of meer hun doelen hebben kunnen verwezenlijken, blijken het gelukkigst te zijn. Voor mij klopt dat beslist. Ik heb weliswaar bij lange na niet bereikt wat ik allemaal moest, maar dat was dwangmatig. Met wat me ten deel gevallen is in het leven ben ik meer dan tevreden. Confucius schreef dat een man drie dingen moet doen in zijn leven. Een zoon krijgen, een boom planten en een boek schrijven. Dan kan hij sterven. Sterven wil ik nog niet en van die zoon maak ik ‘kind’. Want mijn eerstgeborene was een dochter en daarmee was ik zielsgelukkig. Dat boek is geschreven. Ik word nog dagelijks benaderd met vragen door mensen die zich erdoor begrepen en gesteund voelen. Ik beantwoord ze allemaal, en ik vind het een voorrecht dat ik dat boek heb kunnen schrijven. Wat de boom betreft: in mijn tuin heb ik meerdere bomen geplant, maar de Anna Paulownaboom, de parkboom, is de dikste. Die heb ik op de dag van de verhuizing, nu ruim 27 jaar geleden, als eenjarige spriet geplant. Dit jaar voor het eerst kan ik hem op borsthoogte niet meer omvatten.
Het is een vreemd besef dat je zoiets in je leven maar één keer kunt doen. Ja, het zou nog een keer kunnen, als ik 90 word, maar laten we reëel blijven. Ik ben 63, mijn gemiddelde levensverwachting is nog 21 jaar. Vergelijk het leven met een dag van 8 uur ’s ochtends tot 12 uur ’s avonds. Ik zit op driekwart, dus het is 8 uur ’s avonds. Dat ik het heb over Avondrood is dus niet theatraal. Voor de jongere lezer: vroeger heetten bejaardenhuizen vaak huize Avondrood. Ik zit echt in mijn levensavond. Eng, maar wel realiteit, dus ik ga er wat van maken. Ik ben van plan heel gelukkig te worden in huize Avondrood. Ik ben nog maar een paar dagen 63, maar ik voel me er nu al thuis. Alleen nog even leren kalm aan te doen.