De titel is een knipoog naar de beginregel ‘Grootsch en meeslepend wil ik leven’ van het gedicht ‘De grijsaard en de jongeling’ van Hendrik Marsman. Aanvankelijk had ik als titel ‘Klein en benepen moet ik leven’, maar dat vond ik te klagend. Ik heb niks te klagen. Wat mij betreft heeft mijn leven genoeg dramatiek in zich gehad. Daar komt bij dat ik door mijn dwangstoornis altijd zeer gedreven ben geweest en ik heb het geluk over een tomeloze energie te beschikken. Maar de laatste jaren merk ik dat het roer om moet. Of het nu de leeftijd is of uitgeput zijn van jaren roofbouw of overspanning, weet ik niet. Ik spreek overigens liever van overspannen zijn dan van een burn-out. Opgebrand klinkt zo onomkeerbaar, terwijl overspannen suggereert dat het met een periode van ontspanning wel weer goed komt. Maar hoe ik het noem, maakt voor de aanpak niet zoveel uit. Ik moet de tering meer naar de nering zetten.
Gek genoeg geeft dat ook rust. Met het ouder worden, wordt steeds duidelijker dat ik nooit de dwangmatige volledigheid zal bereiken, zeker nu ik ook nog eens minder energie heb. Het hoofddoel is mislukt, althans zo voelt het, maar in de marge leven heeft ook zo z’n voordelen. En zoals ik al zei: ik heb niks te klagen. Ik zie dagelijks mensen die door hun psychische aandoening aanmerkelijk meer hebben moeten inleveren.
Recentelijk las ik De grenzen van mijn taal van Eva Meijer. De ondertitel is Een filosofische beschouwing van mijn depressie. Ik vind het echter niet zó filosofisch dat het niet beklemmend en aangrijpend is te lezen hoe zij moet knokken om het hoofd boven water te houden tegen haar depressies. Zoals ze zelf zegt: met ijzeren discipline, vroeg naar bed, weinig drinken, geen relatie, standvastig zijn en je niet verzetten, want dat verlies je toch. Geduldig lijden. Dat is ook de titel van een gedichtenbundel van Levi Weemoedt die zijn troost meer zoekt in de ironie en sarcasme.
Eva’s verhaal is een pijnlijke illustratie van hoe mensen met een psychische aandoening enorm veel respect verdienen voor de moeite die ze moeten doen om zich staande te houden. Ze slaagt er daarnaast ook nog in succesvol te zijn. Maar daarover zegt ze, dat een ‘voordeel’ van depressief zijn is dat je je om uiterlijke dingen zoals geld en roem niet meer zo bekommert. Wat mijzelf betreft heb ik het geluk gehad dat ik ondanks en deels zelfs dankzij mijn dwangmatigheid genoeg heb kunnen doen. Vanuit de dwang beschouwd is het weliswaar nooit genoeg, maar na het lezen van haar boek overheerst dankbaarheid voor wat mij allemaal wel ten deel is gevallen. Een stapje terug doen is dus geen drama.