Deze week kreeg ik een bericht van de NS. Ik kan voor een gering bedrag mijn dalurenkaart uitbreiden met goedkoopreizendagen. Ja, ja. Ik word deze week zestig. Ja, dank u wel.
Bij goedkoop reizen voor senioren denk ik aan een ouder echtpaar aan het ontbijt.
Hij: Zullen we dit weekend naar die tentoonstelling Birmese grafkunst gaan?
Zij: Nee, we gaan al naar de verjaardag van Sophietje (kleindochter).
Hij: O ja. En deze week help ik Karin (volwassen dochter) verhuizen. Nou, dan gaan we volgend weekend (alle tijd van de wereld).
Nu heb ik, door omstandigheden die er nu even niet toe doen, nog jonge kinderen, dus nog lang geen kleinkinderen. En doordat de pensioenleeftijd sneller opschuift dan je ouder wordt heb ik voorlopig ook nog geen tijd voor tentoonstellingen. Maar dat neemt niet weg dat ik zestig word. Laatst zag ik in een etalageruit een man lopen van middelbare leeftijd: ikzelf. Ik ben daar nog maar net aan gewend. Maar ben je nog wel middelbaar met zestig? Ik vind eigenlijk van niet.
Als je een leven vergelijkt met een dag van 7-23 uur dan komt 60 jaar overeen met 19 uur. Mijn levensavond is dus begonnen. Nog een dik uur werken (7 jaar) en dan begint om 20.15 (67) de vrije avond. En tegen 22 uur (75 jaar) word je al behoorlijk moe.
Dat ik zestig ben vind ik niet erg. Maar dat het betekent dat ik ver over de helft ben wel. Als ik google op levensverwachting kom ik op de site ‘resterende levensverwachting’. Resterend klinkt al niet fijn, vind ik: wat er nog rest na aftrek van de al opgemaakte jaren. Ik heb statistisch nog 22,6 jaar te leven waarvan 14,2 jaar in ‘als goed ervaren’ gezondheid. De omschrijving ‘als goed ervaren’ maakt me argwanend. Is het in feite niks meer, maar ben je al blij als je nog iets kan? 22,6 stemt me ook niet vrolijk. Ik woon nu 24 jaar op mijn huidige adres en dat voelt als een te overziene periode. Niet eindeloos. Wat doe je nou helemaal in die jaren? Beetje het huis opknappen, tuin aanleggen, kinderen grootbrengen, en wat werken. En dat waren 24 jaar in goede gezondheid, niet 14,2 in ‘als goed ervaren’ en dan nog 8,4 in een toestand die kennelijk zo min is, dat het niet eens meer omschreven wordt.
Als ik overlijdensadvertenties lees dan kijk ik altijd hoe oud mensen zijn geworden. Soms met bijgelovige bijgedachten. Ik word zo oud als de eerste advertentie die ik zie. Toegeven aan dat bijgeloof is een gok. Soms heb ik mazzel.
‘Na een lang leven is vredig ingeslapen … 97 jaar.’
Maar o wee, als ik toevallig tref: ‘Veel te vroeg is uit ons midden weggerukt … Hij was pas 54 jaar.’ Dan zit ik al 6 jaar in de reservetijd.
Ik weet het: Zo moet je niet in het leven staan. Pluk de dag, en zo.
Ik heb een man gekend, die op zijn 93ste nog werkte. Hij was altijd sloper geweest; boerderij en erf lagen vol met sloophout, dakpannen, stenen, stalraampjes enzovoort. Daarin handelde hij nog elke dag. ‘Mijn zoons willen het bedrijf niet overnemen’, liet hij me een keer weten.
Hoe oud zijn uw zoons dan, vroeg ik. 70 en 72 was zijn antwoord. Hij nam genoegen met mijn uitleg, dat je op die leeftijd niet meer bij je pa wilt werken. ‘O’, was zijn korte reactie. Een andere keer vertelde hij me: ‘Ik heb altijd een boot gehad. Ik wil nog wel weer eens een boot.’ ‘Nog wel weer eens.’ Alsof hij het eeuwige leven had.
Maar misschien is dat wel veel beter. Op je 93ste nog doen alsof je nog zeeën van tijd hebt in plaats van op je zestigste al beginnen te jeremiëren dat je bijna dood bent. Eerlijk gezegd ben ik daar al veel eerder mee begonnen. Misschien heb ik het van mijn overgrootmoeder. Die heeft haar hele leven gezegd: Ik word niet oud. Omdat ze dik in de negentig is geworden, was dat feitelijk niet correct. Maar nu denk ik: misschien bedoelde ze dat een mensenleven niet lang duurt.
Maar er is hoop. Met het ouder worden verliest de dood wellicht zijn verschrikking. Toen mijn moeder eind 80 was, maakte het haar niet zoveel meer uit of ze nog een tijdje zou leven of niet. Kennelijk wordt de belichting van het leven en de eindigheid ervan anders met het ouder worden.
Ik ga die goedkoop reizen dagen maar eens aanvragen.