Althans met die mogelijkheid hield ik ernstig rekening, toen hij écht niet kwam opdagen. Wim is mijn oudere broer en ik vond hem destijds een pestkop, dus tegen een beetje straf had ik geen bezwaar, maar de hel gunde ik hem nou ook weer niet. Al was het maar omdat je gemeten zult worden met de maat waarmee je meet. Als ik mijn broer de hel toewenste dan was ik mijn eigen toekomst na de dood ook niet zeker.
Wat had Wim misdaan? We schrijven de jaren zestig en mijn moeder was het eeuwige gedonder over de verplichte kerkgang zat. Mijn broer ging namelijk een uur lang ostentatief zitten balen. Mijn vader kreeg dit allemaal niet mee, want als ouderling zat hij elders. Dus had mijn moeder tegen Wim gezegd: ‘Dan ga je maar niet, als vader het maar niet merkt.’ Deze strategie paste ze vaker toe. Ik heb de mening eraan overgehouden, dat het niet verkeerd is als ouders niet altijd één lijn trekken. Maar goed. Wim was dus meegelopen naar de kerk – fietsen en auto mochten niet op zondag –, maar nadat mijn vader naar de ingang voor de kerkenraad was gegaan had hij rechtsomkeert gemaakt. Ik dacht dat hij op het laatste moment alsnog zou verschijnen, maar hij volhardde in de zonde. Veel plezier kan hij er niet aan hebben beleefd, want na de dienst moest hij weer aanwezig zijn, opdat mijn vader niks zou merken. Maar het ging natuurlijk om het principe.
Ik vraag me af of het ontzag dat ik destijds had voor mijn ouders en hun regels, in deze tijd nog voorkomt. Ik moest eraan denken toen ik laatst een gesprek had met een 17-jarige en haar ouders. Ze had last van een dwangstoornis, daarover waren zij en haar ouders het wel eens, maar verder klopte er in haar ogen niks van alles wat haar ouders voorzichtig naar voren brachten. Ik zie dat vaker. Dan vertelt een jongere zijn verhaal en dan zie ik de ouders non-verbaal aangeven dat ze er anders over denken. Als ik hen dan om hun mening vraag dan protesteert de jongere direct. Het is niet zo, of het is niet meer zo, of het is anders zo. Opvallend is dat de meeste ouders daar omzichtig mee omgaan. Mijn vader zou gezegd hebben: ‘En nu houd jij je grote mond en laat je mij even uitpraten’. Maar de ouder anno nu probeert het zo te formuleren dat het naar het oordeel van de jongere door de beugel kan.
Ik wil de visie van de ouders wél horen en dat geharrewar kost veel tijd. Ik heb dat opgelost door te zeggen: ‘Ik weet dat er niks klopt van wat ouders denken, maar ik wil graag weten met welke onzin jij dagelijks te maken hebt.’ Veel jongeren zijn dan niet te beroerd om dat weer een beetje te relativeren.
Ontzag voor je ouders en voor autoriteiten is nu wel anders dan vroeger. Geregeld verschijnen er berichten dat de huidige opvoeding te toegeeflijk is. Eigenlijk al eeuwen. Ik denk dat het allemaal wel meevalt. Er is een ruime marge aan opvoedstijlen waar kinderen wel goed uit komen. Het woord ‘ontwikkeling’ spreekt me daarom meer aan dan ‘opvoeding’. Ontwikkeling suggereert een autonoom proces, wat wel goed komt, als je het niet te erg verstoord. Opvoeding klinkt meer als een ingewikkelde klus, die je moet volbrengen. Ik was dan ook blij met het bericht van René van der Veer, hoogleraar pedagogiek, dat er wetenschappelijk weinig zeker is over wat goede opvoeding is. Ouders moeten uitgaan van gezond verstand, kennis van hun eigen kind en een praktische instelling hebben. Helemaal mee eens!
Wel een beetje sneu voor Wim. Als kind moest hij de moed hebben om tegen zijn ouders en eigenlijk tegen God in te gaan en als vader zal hij bij zijn kinderen wel net zo weinig gezag hebben als ik bij de mijne. Heeft hij toch nog een beetje straf.