Als u verwacht in deze blog meer te leren over de WAT-stap, dan moet ik u teleurstellen. Ik weet het niet. Dat is mijn eigen schuld, want ik heb geen gehoor gegeven aan de enthousiaste uitnodiging voor de ‘roadshow over de WAT-stap in het proces autorisatie!’ Ik kon het niet opbrengen.
Zeker niet toen ik de toelichting las: ‘Deze bijeenkomst is het logische vervolg op de uitrol van de WIE-stap die inmiddels volgens het implementatieplan gefaseerd heeft plaatsgevonden.’ Was getekend: de security officer.
Ik ken het implementatieplan niet, maar ik durf er gif op in te nemen dat er nog een derde stap zit aan te komen: de WANNEER-stap, of de HOE-stap. Ik wil het allemaal niet meer weten.
Ik kan het dubbelleven dat ik leid niet langer volhouden. Tegenover mijn kinderen en de buitenwereld doe ik voorkomen dat ik mensen behandel. Stel je voor dat ze erachter komen hoe het echt zit.
‘Ga je vandaag mensen beter maken, pap?’ vragen ze me soms ’s ochtends. ‘Ja, dat ga ik wel proberen’, lieg ik dan. Begrijp me niet verkeerd. Ik heb een artsendiploma. Ik sta keurig ingeschreven in het specialistenregister. Ik heb een BIG-registratie en een AGB-code.
Nee, de formele kant is goed geregeld. Maar dat is natuurlijk niet waaraan mijn kinderen denken. Die denken bij een psychiater aan een dokter voor mensen met problemen. ‘Psychiater betekent zielendokter’, heb ik hen ooit uitgelegd, ‘en sommige mensen noemen het een zielenknijper.’ Ze moeten ook weten dat niet iedereen het beroep van hun pappa zo hoog heeft zitten. Dat verhul ik niet.
Wat ik wel verhul, is hoe weinig mijn dagvulling nog echt bestaat uit mensen proberen beter te maken.
Ik vertel het ze niet als ik een hele dag kwijt ben aan een verplichte kwaliteitsvisitatie, nog los van alle voorbereiding. Ik zeg ook niet: vandaag heb ik een training gehad voor een audit.
Ze zouden denken dat ik een nieuwe behandeling hebt geleerd. ‘Bij welke problemen helpt audit dan?’ Wat zou het antwoord hen teleurstellen! Nou, eigenlijk is een audit een soort examen voor je instelling. Of die aan allemaal regels voldoet. En daarvoor moet ik een training volgen, zodat ik niet per ongeluk de verkeerde dingen zeg. Want dan krijgen we geen sticker.
Ik vertel ze niet over de eindeloze bijeenkomsten om zorgpaden te beschrijven en de discussie over wat precies een zorgmodule is en het verschil tussen een zorgprogramma en een zorgpad en dat na deze productiefase een implementatiefase gaat volgen en dat de zorg er alleen maar ingewikkelder van wordt.
Ik vertel ze niet over al die vergaderingen, die zelden over een behandelinhoudelijk onderwerp gaan, maar altijd over vorm en controle en meten en cijfers, die met werkelijke kwaliteit niks te maken hebben (prestatie-indicatoren).
Ik wil niet dat ze weten dat collega’s bij mij aankloppen, niet om mijn mening te vragen over een ingewikkelde patiënt, maar omdat ik veel weet van eisen die elke verzekering stelt aan de formele aspecten van een verwijzing.
Ik vind hen te jong om te weten, dat er zoveel vorm gekomen is dat er voor de inhoud nauwelijks plek over is.
Ik wil niet, dat ze weten dat als ik nog wel een patiënt behandel, meer dan de helft van de tijd opgaat aan onzinnige administratie, lijstjes afvinken, checklijstjes doorlopen, of onnodige vragenlijsten afnemen.
Ik wil niet dat ze weten dat ik om de gedeclareerde tijd te verantwoorden, geacht word in het patiëntendossier vanzelfsprekendheden op te schrijven, zoals ‘dossier gelezen, gebeld maar geen gehoor, brief gedicteerd’.
Ik ga niet uitleggen dat de hele ggz ontzettend veel tijd en moeite besteedt aan het aanleveren van (ROM-)gegevens aan een stichting die zegt daarmee de kwaliteit te gaan vergelijken, terwijl alle zes kernhoogleraren psychiatrie daar de vloer mee hebben aangeveegd. Wat zou ik moeten zeggen? De knapste dokters, echte professors hebben gezegd dat het niet kan. Maar we doen het toch. ‘Waarom dan pappa?’ Omdat het moet van meneren die de baas zijn. ‘Maar daar doe jij toch niet aan mee?’ De tegenvaller, als ik naar waarheid zou antwoorden. Ik wil hen dat niet aandoen.
Ik kan hun ook niet vertellen dat veel goede dingen die niet meetbaar zijn, plaats hebben moeten maken voor slechte dingen die wel meetbaar zijn.
Ik wil zeker niet dat ze weten welke taal wij bezigen, zoals: kwaliteit borgen door proactief slimmer te organiseren en dat SMART te formuleren.
Wat de WAT-vraag in het proces autorisatie met geneeskunde heeft te maken? Het gaat veel verder.
Wat heeft ons werk nog met geneeskunde te maken? Vaak beschamend weinig.