Dit blog kun je ook beluisteren op soundcloud
Op tweede kerstdag 2014 wordt er aangebeld bij de heer E., oud-gynaecoloog. Hij is daar enkele weken eerder komen wonen. Voor de deur staat een vrouw, die zegt dat ze hoopt dat hij zo snel mogelijk verhuist. Haar naam wil ze niet geven. Wel zegt ze dat hij moet nadenken over 21 oktober 1981 en dat het een overleden kind betreft. Meer wil ze niet zeggen, ook niet na aandringen.
De heer E. neemt haar verzoek na te denken serieus en vraagt een oud-collega uit te zoeken wat er op de betreffende datum is gebeurd. Via het partusboek achterhaalt deze de naam van de klaagster en door inzage in het dossier komt hij erachter dat zij een spoedsectio heeft ondergaan met fatale afloop voor het kind.
De heer E. schrijft de vrouw daarop een uitermate meelevende brief. U moet hem eigenlijk zelf lezen. Wat mij betreft de mensheid op zijn best. Hij is oprecht begaan met de klaagster en biedt een gesprek aan waar en met wie ze maar wil.
De vrouw dient een klacht tegen hem in bij het tuchtcollege wegens schending van haar privacy.
Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond. Ja, dat leest u goed.
Het tuchtcollege zegt dat het niet gaat om een oordeel of het beter had gekund, maar of het goed genoeg was. Het tuchtcollege vindt de beroepsuitoefening van de heer E. dus onder de maat. Ik vind dat ten hemel schreiend.
Het tuchtrecht is bedoeld om de kwaliteit in de gezondheidszorg op niveau te houden. Onder een juist niveau wordt kennelijk verstaan dat hij zijn schouders had opgehaald en verder was gegaan met het kerstdiner.
In elk geval strookt de opvatting van het tuchtcollege over kwaliteit van zorg niet met mijn idee daarover. Maar ook juridisch snap ik er geen hout van.
De heer E. wordt veroordeeld op basis van artikel 457 van de WGBO. Daarin staat dat er geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt zonder diens toestemming. Maar de heer E. heeft toch geen informatie verstrekt? Hij heeft erom verzocht.
De WGBO regelt de relatie tussen patiënt en hulpverlener. Kennelijk wordt de heer E, vijftien jaar nadat hij gestopt is om als gynaecoloog te werken en er een hem onbekende vrouw aanbelt direct gezien als hulpverlener en de vrouw als patiënt.
Maar vervolgens stelt het college dat hij geen gegevens had mogen opvragen omdat er geen behandelrelatie was. Huh? Maar waarom spreekt het college zich er dan over uit? Het tuchtrecht gaat over de zorg die een beroepsbeoefenaar in die hoedanigheid behoort te betrachten. Het college geeft een oordeel over beroepsmatig handelen. Als ik mijn auto parkeer op een manier die een ex-patiënt niet bevalt, dan heeft het college daar niks mee te maken. Een patiënt kan niet terecht bij de tuchtrechter om genoegdoening te krijgen.
De WGBO stelt dat patiënten ook plichten hebben: de patiënt moet de zorgverlener goed, eerlijk en volledig op de hoogte stellen van zijn problematiek en zoveel mogelijk meewerken. Door alleen een datum te noemen heeft de vrouw hieraan niet voldaan. Wel heeft ze gezegd dat het om een overleden kind gaat en gezegd dat hij daarover moest nadenken. Het college beoordeelt de heer E. als hulpverlener. Dan had hij volgens mij welhaast de plicht het uit te zoeken. Doordat de patiënte onvoldoende informatie gaf was hij wel gedwongen op onderzoek uit te gaan. Ik zie werkelijk niet wat hij fout gedaan heeft.
Bij toeval stuitte ik op deze uitspraak over het tuchtrecht. Uit de reacties blijkt dat men zich ernstige zorgen maakt over de gevolgen van ‘onbevredigende uitspraken’. Dat was al in 2000.
Recentelijk werd opnieuw in dit blad gepleit voor een herziening van het tuchtrecht.
Volgens mij leeft de onvrede over de huidige praktijk breed. Niet omdat we tegen tuchtrecht zijn, maar omdat we tegen slecht tuchtrecht zijn. Vindt u ook dat het tuchtrecht aan herziening toe is?
Ik wel, zodat we als er over zestien jaar op tweede kerstdag bij ons wordt aangebeld, zelf de deur open durven te doen.