Dit blog is ook te beluisteren op soundcloud
‘Het is spoed’, had mijn secretaresse gezegd. ‘Meer weet ik niet; ga er maar snel heen.’
Zij is nogal praktisch ingesteld. Wij werken samen op een afdeling voor specialistische jeugdhulp in Groningen. Vroeger heette dat geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen.
‘Ja kom nou, hulp gaan verlenen zonder dat aan alle administratieve vereisten is voldaan?’ sputterde ik tegen, maar dat mocht niet baten.
‘Ga nou maar. Dat komt wel.’
‘Ik heb niet eens een burgerservicenummer’, mokte ik nog, maar zij had me al een adres in de handen geduwd.
Toen ik op de opgegeven plaats aankwam stonden er al verschillende intakefunctionarissen. Ik herkende ze van ons maandelijkse screeningsberaad. Ze waren druk aan het bellen of keken in mappen met flowcharts over screening en intake en aanmelding. In het water spartelde een kind, duidelijk geen goede zwemmer.
Wie helpt?
‘Waarom helpt niemand hem’, vroeg ik terwijl ik ondertussen mijn app ‘spoedintake kinderen jonger dan 12 jaar’ opende.
‘Er is niet bekend uit welke gemeente hij komt’, legden ze me uit.
Ai, ai. Dat maakte het vrijwel onmogelijk iets te ondernemen.
‘Waar kom je vandaan?’, riep ik. Maar tevergeefs. Ik kon hem niet verstaan.
‘Ja, dat hebben wij ook al geprobeerd natuurlijk’, zeiden mijn collega’s. ‘Hij zegt wel iets, maar wat?’
‘Als we hem nou uit het water halen en dan vragen naar de gemeente’, opperde iemand.
‘Maar onder welke activiteitencode dan?’, vroeg iemand anders.
‘Nee’, zei de eerste weer. ‘We halen hem uit het water als mens, niet als hulpverlener.’
Even waren we allemaal perplex: als mens? Mag dat wel? Toen drong het briljante van het voorstel tot ons door. Als mens konden we gewoon handelen zonder de vereiste codes, zorggegevens of een voorlopig zorgpad. We sloegen de voorsteller op de schouder en klapten in onze handen van plezier. Gewoon als mens. Wat een vondst!
Eén principiële letterzetter zei: ‘Hier werk ik niet aan mee’ en hij vertrok.
Een paar anderen zeiden: ‘Maar verder dan hem op de kant trekken durf ik niet te gaan, hoor. Dan móet er echt een productcode komen.’
Intussen hadden we de jongen een reddingsboei toegeworpen, die hij dankbaar beetpakte, en we trokken hem op de kant. Uitgeput lag hij op het gras terwijl wij ons om hem heen verdrongen, opgewonden roepend: ‘Waar kom je vandaan?’
‘Uit Vlissingen’ fluisterde de jongen nauwelijks verstaanbaar. ‘Ik logeer bij mijn tante.’
‘Vlissingen…..?’ stamelden wij verbijsterd. ‘Maar dat is aan de andere kant van het land.’
Sommige mensen liepen direct weg. ‘Daarmee heeft mijn instelling geen contract’.
Onvoorziene situaties
Zelf opende ik de app ‘onvoorziene situaties’, maar dat hielp niet. Als ik bij gemeente ‘Vlissingen’ invulde gaf hij aan: ‘Uw instelling heeft geen contract met deze gemeente. Overleg met de productverkoopfunctionaris.’ Maar die zat overspannen thuis.
De anderen stonden nog steeds om hem heen te discussiëren. Iemand was zo snugger te vragen: ‘Wie heeft een landelijke functie?’
‘Ja, ik’, riep een man, ‘maar of dat helpt? Het is voor transgenderstoornissen.’
Even overwogen we hem onder ‘vermoeden van transgenderstoornis’ in het systeem te persen, maar dat leek ons toch fraude.
‘Wat moeten we nu?’, riep de meest zenuwachtige van ons stel, handenwringend.
‘Teruggooien?’, opperde iemand.
‘En dan een wijkteam bellen van zijn gemeente?’, vulde een ander aan.
Hoewel het op het eerste gezocht aantrekkelijke kanten had, leek het ons bij nader inzien toch geen goed plan.
Maar wat dan wel? We besloten tot een instellingen overschrijdend spoedberaad. Eén van ons was met een busje. Daarin maakten we onze tijdelijke vergaderruimte. We waren nog bezig te bespreken wie deze bijzondere vergadering zou moeten voorzitten, toen de jongen aanklopte.
En toch bedankt
‘Mag ik naar huis’, zei hij. ‘Ik krijg het koud.’
Deze vraag bracht ons opnieuw in ernstige verlegenheid. Mag dat? Welke procedure zouden we nu moeten volgen, moest er geen melding gedaan bij Veilig Thuis?
De meeste rebelse van ons zei ineens: ‘Ja, ga maar. Als je maar nooit vertelt dat wij je gered hebben. Je bent gewoon zelf op de kant geklommen.’
‘Ok’, zei de jongen bedremmeld. ‘Maar eh,……’
‘Wat wou je nog zeggen?’, vroeg ik.
‘Toch bedankt voor het helpen’, zei hij.
‘Graag gedaan’, riepen we in koor.
Terug op kantoor vertelde ik alles in geuren en kleuren aan mijn secretaresse.
‘O, ik wou dat ik erbij geweest was’, riep ze. ‘Wat spannend! Dat moeten we vaker doen.’
‘Nou, nou’, temperde ik haar enthousiasme. ‘Wel even reëel blijven. Hier gaan we echt geen gewoonte van maken. Stel je voor dat we zonder postcode en productcode mensen gaan helpen. Dan stellen we de mens boven de codes en regels. Dat wordt een janboel.’
Ja toch?