Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) is nooit erg populair geweest en zal het wel nooit worden ook. Mensen komen op de televisie met hun hartchirurg, maar nooit met hun psychiater. Psychische aandoeningen zijn meer met schande en schaamte beladen dan (de meeste) lichamelijke aandoeningen.

Psychiatrie is bedreigend, want het houdt zich bezig met je innerlijke beleving en dat iemand zich daarmee bemoeit is toch iets anders dan dat iemand zich bemoeit met het functioneren van je nieren of je hart.

Cliënt

We kennen allemaal het schrikbeeld van de tegenspartelende patiënt die tegen zijn zin opgenomen wordt, al roepend: “Maar ik ben niet gek”, terwijl de dokters dan zeggen: “Ja, ja. Dat zeggen ze allemaal.” In werkelijkheid is het overgrote deel van psychische hulpverlening vrijwillig en wordt die door cliënten gewaardeerd.

Cliënten ja, want in de psychiatrie spreken we niet over patiënten. Dat woord wordt als een waardeoordeel beleefd.
Bij mijn weten is dat in geen enkele andere sector van de gezondheidszorg het geval. Een patiënt is iemand die lijdt en dat zou geen schande moeten zijn. Een cliënt is iemand die voor zijn plezier iets koopt. Ik vind dat een onjuiste voorstelling geven van een vrijwillige keuze.

Vertrouwen

Iedereen heeft een mening over de psychiatrie. Ik geloof niet dat een ander specialisme binnen de gezondheidszorg zich zoveel moet laten aanleunen als de geestelijke gezondheidszorg. Ik denk bijvoorbeeld wel eens dat er veel kinderen rondlopen met zo’n pufjesapparaatje tegen astma. Maar ik doe daar geen uitspraken over. Het is mijn vak niet en ik neem aan dat (kinder)artsen en ouders kritisch genoeg zijn. Vertrouwen heet dat.

Op een dergelijke terughoudendheid en vertrouwen mag de GGZ vaak niet rekenen. Politici, beleidsmaker en anderen doen met gemak uitspraken over de GGZ, die nergens anders op gebaseerd zijn dan indrukken, aannames en incidenten.

Als ik vertel dat ik psychiater ben, krijg ik steevast te horen, dat het beter is met mensen te praten dan ze vol te stoppen met pillen. Als ik vertel dat ik kinderpsychiater ben dan zeggen mensen min of meer verontwaardigd: “Moeten kinderen al naar de psychiater?” Ik maak me sterk dat een kinderarts zoiets nooit te horen krijgt.

Kritiek

Psychiaters worden in films en tv-series bijna altijd als halve zolen opgevoerd, onze diagnostiek heet ‘etiketten plakken’, onze medicamenteuze behandeling ‘volstoppen met pillen’, en onze zorg ‘medicaliseren’. En onze diagnoses verworden gemakkelijk tot scheldwoorden. Dwangneuroot, autist, schizofreen en narcist; het klinkt toch anders dan diabeet of maagpatiënt.

Psychiaters worden meer dan welk ander specialisme voor de tuchtrechter gedaagd. Bij negentig procent is er overigens sprake van vrijspraak, maar dan zijn we vaak één of twee jaar verder. De impact die iets dergelijks heeft, is fors. Ik ben er van overtuigd dat nergens in de gezondheidszorg zoveel agressie tegen hulpverleners voorkomt als in de psychiatrie.

Over al dit soort dingen hoor je mij niet over klagen. Ook dat hoort bij ons vak. Soms is het wel een beetje zuur en ben ik jaloers op mijn collega’s in de somatische geneeskunde.
Neem bijvoorbeeld onze medicatie. Psychiatrische medicatie is relatief gezien heel succesvol. De komst van de antipsychotica heeft de kwaliteit van leven van mensen met een psychose enorm, echt enorm verbeterd.
Iedereen die wel eens iemand met een ernstige depressie heeft zien opknappen op antidepressiva weet wat een zegen het is dat deze middelen er zijn. Echt een zegen! Maar toch worden psychofarmaca veel vaker dan andere geneesmiddelen aangeduid als ‘die troep’, ‘die rotpillen’.

‘Big Pharma’

Ik durf haast niet te zeggen hoe geweldig ik het vind dat ze er zijn, want dan ben ik een vazal van ‘Big Pharma’. En binnen ‘Big Pharma’ -de farmaceutische industrie- werken alleen maar boeven. Geldgraaiers en pillenopdringers. Begrijp me goed. Er is veel (terechte) kritiek mogelijk op de farmaceutische industrie, maar de discussie mist vaak elke nuance. Er is ook terechte kritiek mogelijk op de geestelijke gezondheidszorg. Daar wil ik helemaal niet aan tornen.

Maar er is ook veel onterechte kritiek. Daar heb ik last van, maar dat is het ergste niet. Dat hoort bij het vak en er zijn wel meer beroepen, die veel kritiek over zich heen krijgen. Politieagenten bijvoorbeeld of gezinsvoogden. En politici krijgen vast ook niet de waardering waar ze recht op hebben. Maar voor patiënten, sorry cliënten is het heel naar, dat ze steeds weer met het negatieve imago van de psychiatrie geconfronteerd worden.

Kwetsend

Neem de eigen bijdrage die exclusief voor patiënten uit de GGZ was ingevoerd. Dat suggereert toch dat het hebben van een psychische aandoening meer een vrijwillige keuze is dan het hebben van een lichamelijke aandoening.

Het is kwetsend om altijd maar weer te moeten aanhoren hoe je beter om kunt gaan met je problemen. Die adviezen komen steevast van mensen die het geluk hebben niet zelf getroffen te zijn door psychische aandoeningen. “Ik heb ook wel eens een dipje.” “Die van mij zijn ook wel eens druk.” “Ik zet me er overheen als ik ergens tegen op zie”. “Ik heb ook niet altijd zin.”

Het is kwetsend om te moeten lezen, dat de dwangstoornis die je leven ruïneert een verzinsel zou zijn van de farmaceutische industrie om haar pillen te kunnen slijten.

Het is kwetsend als je na lang wikken en wegen besloten hebt je kind Ritalin te geven om te horen dat we moeten ophouden kinderen zo makkelijk vol te stoppen met pillen.

Het is kwetsend als je met je doodsbange kind met een angststoornis hulp hebt gezocht te moeten verdragen dat iemand zegt, dat je beter met je kind kunt gaan sporten dan ermee naar de hulpverlening te rennen.

Het is kwetsend als je leven door een forse ADHD ernstig wordt ontregeld te horen dat het een aandoening is met een lichte ziektelast.

Respect

Ik geloof dat mensen met een psychische aandoening juist respect verdienen voor de moeite die ze moeten doen om voor elkaar te krijgen wat bij een ander vanzelf gaat. Op dat begrip en op die erkenning kunnen ze in de maatschappij vaak niet rekenen. Ongenuanceerde kritiek op de GGZ draagt niet bij aan die erkenning. Mensen met een psychische aandoening zijn daar de dupe van.

Proud to be me is een lied wat patiënten met een eetstoornis oproept respect te hebben voor zichzelf zoals ze zijn.
Ik denk dat dat heel goed kan samengaan met ‘proud to be psy’. Trots zijn op de geestelijke gezondheidszorg die we in Nederland hebben, trots zijn op wat die gezondheidszorg wél te bieden heeft, zonder de ogen te sluiten voor wat er beter kan of moet en zonder kritiekloos de farmaceutische industrie achterna te lopen. Dat zal mensen met een psychische aandoening direct en indirect ten goede komen.

Gepubliceerd op Artsennet op 11 juli 2013.

Menno Oosterhoff

Psychiater, spreker en schrijver van het boek Vals Alarm.

1 Reactie
oudste
nieuwste
Inline Feedbacks
View all comments

Beste Menno,

wat een prachtig betoog, zo te lezen recht uit het hart. Ik hoop dat dit artikel meer mensen aan het denken zet en het begrip verhoogd voor de GGz. Zelf ben ik sociaal psychiatrisch verpleegkundige en noem mijn clienten clienten, uit respect en omdat ze dat zelf liever willen. Je hebt me echter wel aan het denken gezet, dank daarvoor!