Groot was mijn opluchting toen ik wakker werd. Het bezoek aan het ziekenhuis waar ik te horen kreeg dat ik een niet-operabele hersentumor heb, was weliswaar heel realistisch, maar het was een (nare) droom.
Dat ik dat een tijdje geleden droomde, was niet toevallig. Het was op de sterfdag van mijn oudste broer, alweer 41 jaar geleden. Hij was 34 jaar. Ik ben inmiddels 30 jaar ouder, maar voelt hij nog altijd als ouder dan ik. Een halfjaar daarvoor werd hij plotseling ziek en viel hij kilo’s af. En toch dacht ik niet aan iets ernstigs, terwijl ik al wel geneeskunde studeerde. Toen ik belde om de uitslag te horen van de diagnostische operatie was ik totaal niet voorbereid op het slechte nieuws: niet te behandelen alvleesklierkanker. Achteraf dacht ik: ‘Hoe heb ik níet kunnen zien dat hij doodziek was?’ Weliswaar is alvleesklierkanker op deze leeftijd uitzonderlijk, maar kilo’s afvallen en aanhoudend ziek zijn is natuurlijk alarmerend. Maar ja. Hij was 34 en dan denk je niet aan kanker. Hijzelf wel, maar hij was altijd nogal hypochonder. ‘Ik word geen veertig’, zei hij vaak. De meeste mensen, die dat zeggen hebben ongelijk. Hij niet, helaas.
Ik weet niet of het hierdoor is gekomen dat ik het niet vanzelfsprekend vind dat ik nog jaren zal leven. Zes jaar eerder overleed mijn vader, ook pas 60, ook kanker. Het zal mijn vertrouwen geen goed hebben gedaan. Ik denk dat ik net als mijn broer hypochonder ben van aard. Hypochondrie heet overigens in de DSM-5 de ziekteangststoornis. Het is formeel niet ingedeeld bij de stoornissen uit het dwangstoornisspectrum, maar het heeft daar beslist veel verwantschap mee. Ook voortdurende onrust, terwijl er eigenlijk geen wezenlijke aanleiding voor is. En ook hier wordt een kleine onvolkomenheid beleefd als een onoverkomelijkheid.
Elke huisarts zal in zijn praktijk wel een aantal mensen hebben die bij het minste het ergste vrezen. Het zal niet meevallen daar elke keer weer begrip voor op te brengen. En moet je nu wel of niet meegaan in de wens tot nader onderzoek alleen ter geruststelling? Bovendien is er het risico dat het niet of niet lang helpt. De klachten kunnen qua ernst variëren, maar voor sommigen is het zweven tussen hoop en vrees een ware kwelling. Een man zei: ‘Soms denk ik: “Had ik maar kanker, dan was ik van deze martelende onzekerheid verlost.”’ Dat klinkt ondankbaar, maar het geeft wel aan dat je ook doodziek kunt zijn door psychische aandoeningen.
Zo erg was het bij mij maar een vreselijke periode van vier weken. Maar ik ben vaak bij huisarts en specialist geweest met klachten die geen feitelijke reden tot zorg waren. Als de angst je echt te pakken heeft dan begin je weinig met je verstand. Het is een stuk beter geworden sinds ik medicatie gebruik. Die gebruik ik weliswaar voor mijn dwangstoornis, maar ik heb geluk. Het heeft ook hierop een heel gunstig effect. Een bijwerking, maar wel een heel welkome.