“De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.” Dat is de uitslag van het kort geding aangespannen tegen de Stichting Benchmark GGZ. De vordering was, dat de SBG de verwerking van ROM-data zou staken omdat het persoonsgegevens zijn. Dat is dus afgewezen. Mooier ga ik het niet maken. De SBG is hier natuurlijk blij mee en ik feliciteer ze met deze uitslag. Ik zou liegen, als ik zei ‘van harte’, want ik had liever een andere uitspraak gehad. De SBG was er snel bij de uitslag op hun website te publiceren. Logisch. Zou ik ook gedaan hebben.
Maar op wat ze zeggen is nog wel wat aan te merken. Ze geven aan dat de twijfel over de legitimiteit van de data-verzameling nu is weggenomen en dat de aanlevering van de ROM-data dus kan worden hervat. Ik begrijp wel, dat de SBG het vonnis graag zo uitlegt, maar het klopt niet.
Het vonnis is nogal ingewikkeld, maar ik doe een poging tot een korte samenvatting. De voorzieningenrechter heeft niet vastgesteld dat de dataverzameling legitiem is en dat er geen sprake is van herleidbaarheid. De SBG had vlak voor het kort geding veranderingen aangebracht in de omgang met de gegevens. De rechter heeft gezegd, dat de zaak te complex is om in een kort geding vast te stellen of die maatregelen onvoldoende zijn. Hij zegt dus niet, dat ze voldoende zijn, maar hij zegt, dat hij dat niet kan beoordelen en dat hij daarom niet op de vorderingen kan ingaan. Ik ben geen jurist. Als ik een beetje zie hoe dat toegaat, dan ben ik daar trouwens niet rouwig om. Maar zoals ik het begrijp is een kort geding er om op korte termijn tot een voorlopige beslissing te komen. Daarvoor moet dan onomwonden vaststaan dat dat nodig is en dat vond de rechter niet aan de orde. Om een definitieve uitspraak te krijgen zou een bodemprocedure nodig zijn, wat jaren(!) kan duren.
Wat mij verbaast is dat de maatregelen die de SBG te elfder ure genomen heeft voor de rechter voldoende reden zijn om af te zien van een maatregel. Hoe de situatie voor die tijd was doet dan kennelijk niet meer ter zake. Althans niet in een kort geding.
En nu?
Tja. De uitspraak van de rechter heeft niets afgedaan aan de uitspraak van de minister, dat er toestemming gevraagd dient te worden aan de patiënt om ROM-data aan de SBG te leveren. De uitspraak heeft ook niets afgedaan aan onze overtuiging, dat benchmarken met ROM-data niet wetenschappelijk is. Moeten we dan een bodemprocedure starten om tot een definitieve uitspraak te komen? Ik kan niet zeggen dat dat mij persoonlijk erg aantrekkelijk lijkt, zo’n eindeloos juridisch getouwtrek. We zullen ons beraden. Er is natuurlijk ook een kwaliteitsinstituut aangekondigd dat mee zal nemen dat er voldoende draagvlak is. Dat kwaliteitsinstituut lijkt verrassend veel op de SBG in een nieuw jasje, maar er zijn nog weinig details over bekend. Misschien wordt het echt iets anders.
In elk geval lijkt me hoe dan ook niet te verkopen dat de levering van data weer van start gaat zonder de patiënten in te lichten. De voorzitter van GGZ Nederland, mevrouw Esman zegt in Het Parool, dat het chiquer als er wel toestemming wordt gevraagd. De vrees is echter, zo vervolgt ze, dat het gros van de patiënten dan zal weigeren. Ik zou toestemming vragen niet chic willen noemen, maar basic. Ik denk niet dat je ooit draagvlak krijgt bij hulpverleners om de patiënt bewust niet te informeren omdat deze dan zou weigeren. Nog even los van de vraag of dat wettig is. De Commissie mens gebonden onderzoek heeft eerder al geadviseerd wel om toestemming te vragen.
GGZ Nederland geeft aan haar leden nog niet te adviseren de ROM-data weer te leveren aan de SBG.
De conclusie is dan ook, dat het laatste woord er nog niet over is gesproken. Dat neemt niet weg, dat deze slag voor de SBG is. Daar wil ik niet omheen draaien.
Wordt vervolgd.